Van perspectiefnota 2021 naar begroting 2021

Inleiding

Opbouw van het hoofdstuk

Terug naar navigatie - Opbouw van het hoofdstuk

Om een gestructureerd beeld te geven van de opbouw en het verloop van het meerjarige saldo volgen we onderstaande opzet: Allereerst ziet u in paragraaf 1 het beginsaldo van deze programmabegroting 2021 weergegeven. Dit saldo vindt zijn oorsprong in de perspectiefnota 2021 en vormt de basis waarmee verder wordt gewerkt. Als eerste staan we stil bij de laatste ontwikkelingen rondom Corona en dan vooral de mogelijke financiële gevolgen daarvan. Dit doen we in paragraaf 2. In paragraaf 3 schetsen we het beeld van het ontstaan van het begrotingssaldo aan de hand van de zogenaamde mutaties op de uitvoering van het bestaande (dus vastgestelde) beleid. In paragraaf 4 staan we stil bij een aantal specifieke mutaties. Deze specifieke mutaties hebben niet in alle gevallen financiële consequenties, maar ze herbergen wel een aantal mogelijke risico’s of zijn in politiek-bestuurlijke zin zo relevant dat een nadere toelichting nodig is. Al deze mutaties samen hebben een herzien meerjarig saldo tot gevolg. Tot slot geven we in paragraaf 5 een overzicht van de beschikbare incidentele middelen waaronder de stand van zaken van de (belangrijkste) reserves.

1. Meerjarig perspectief Perspectiefnota 2021

Meerjarig perspectief

Terug naar navigatie - Meerjarig perspectief

Zoals u van ons gewend bent, zoeken we in elk van de P&C documenten in financiële zin aansluiting bij het laatst vastgestelde document. Voor de begroting 2021 betekent dit dat we aansluiting zoeken bij het saldo van de Perspectiefnota 2021. In dit herziene meerjarige perspectief zijn de mogelijke financiële gevolgen van de Corona pandemie volgens scenario 2 van het Centraal Plan Bureau meegenomen. Het herziene meerjarige perspectief uit de perspectiefnota 2021 ziet er als volgt uit:

Perspectiefnota 2021

2021

2022

2023

2024

Saldo bestaand beleid

             210

            -152

             433

             783

Herijking verdeling gemeentefonds

                 -  

            -100

            -200

            -250

Corona

            -773

            -301

            -301

            -301

Onttrekking aan algemene reserve

             563

             553

                68

                 -  

Herzien meerjarig perspectief

                 -  

                 -  

                 -  

             232

 

Zoals uit dit herziene meerjarige perspectief valt af te leiden zijn de meerjarige tekorten over de jaren 2021, 2022 en 2023 ten laste gebracht van de algemene reserve. Dus niet alleen de mogelijke meerkosten van de Corona pandemie maar de totale meerjarige saldi. Om een zuiver vertrekpunt te hebben voor de begroting 2021 en de meerjarenbegroting merken halen we de incidentele componenten uit de ramingen. Dus zowel de incidentele gevolgen van Corona als ook de onttrekkingen aan de algemene reserve (onttrekkingen aan reserves zijn immers per definitie incidenteel).


Hierdoor ontstaat het volgende beeld van het herziene meerjarige perspectief:

Perspectiefnota 2021

2021

2022

2023

2024

Saldo bestaand beleid

             210

            -152

             433

             783

Herijking verdeling gemeentefonds

                 -  

            -100

            -200

            -250

Corona - structureel

            -301

            -301

            -301

            -301

Herzien meerjarig perspectief

              -91

            -553

              -68

             232

 

Normaliter treft u na het laatst vastgestelde herziene meerjarige perspectief (in dit geval het saldo uit de perspectiefnota 2021) een overzicht aan van de mutaties op basis van bestaand (dus vastgesteld) beleid. Dit kunnen autonome ontwikkelingen zijn of zaken waarover reeds besluitvorming heeft plaatsgevonden. Zeer belangrijke ontwikkeling is de weergave van de financiële stand van zaken betreffende de corona pandemie. Gezien de impact hiervan kiezen we er voor om hier mee te beginnen.

2. Corona - basisraming en compensatie rijk

Inleiding

Terug naar navigatie - Inleiding

In de perspectiefnota 2021 (inclusief 1e programmajournaal 2020) hebben we aan de hand van de verschillende scenario’s van het Centraal Plan Bureau (CPB) een eerste inschatting gemaakt van de financiële gevolgen van de Corona pandemie voor de gemeente Dinkelland. Daarbij hebben we aangegeven dat we in richtinggevende financiële zin rekening houden met de berekende financiële consequenties volgens scenario 2 van het CPB.

 

Hiervoor hebben we in de perspectiefnota 2021 financiële ruimte gereserveerd. In hoeverre deze financiële ruimte ook inderdaad aangewend moet worden zal de komende maanden moeten blijken. Dan wordt namelijk duidelijk(er) wat de exacte gevolgen zijn en welke (aanvullende) compensatie het rijk beschikbaar stelt. We hebben aangegeven dat we u als raad daarvan op de hoogte houden. Zowel in de komende P&C-documenten of indien dat nodig is via afzonderlijke kanalen.

 

In deze begroting 2021 schetsen we de meest recente stand van zaken. Dit doen we in eerste instantie aan de hand van de zogenaamde juni raming 2020 van het CPB. In deze raming geeft het CPB aan de hand van de laatste bekende gegevens en trends een actualisatie van de eerdere scenario’s waar wij onze berekeningen op hebben gebaseerd. Dit leidt tot een minder nadelig beeld dan eerder werd aangenomen en door ons is verwerkt in de perspectiefnota 2021 (inclusief het eerste programmajournaal). Let wel: Het betreft hier dus nog steeds een richtinggevende doorkijk van de mogelijke gevolgen van de corona pandemie en geen “harde raming”. Wel is en blijft deze richtinggevende doorkijk de basis voor de te reserveren financiële ruimte.

 

Vervolgens gaan we aan de hand van werkelijke cijfers en ervaringen bepalen wat de bekende gevolgen van Corona voor onze meerjarenbegroting zijn. Dit nemen we mee bij de mutaties bestaand beleid.

Juni raming 2020 Centraal Plan Bureau

Terug naar navigatie - Juni raming 2020 Centraal Plan Bureau

Het CPB benoemt in de juni raming 2020 een zogenaamde basisraming die uitgaat van een matig herstel. Dit is een scenario dat in grote lijnen ligt tussen de scenario’s 1 en 2 uit de vorige publicatie van het CPB (maart 2020) ligt. Deze basisraming gaat uit van een economisch herstel vanaf het derde kwartaal 2020, maar onvolledig en een verdubbeling van de werkloosheid die daarna geleidelijk weer afloopt. Al met al geeft deze basis raming een wat minder negatief beeld dan scenario twee uit de vorige raming van het CPB welke we hebben gebruikt bij het opstellen van de perspectiefnota 2021 en waar we onze reservering op hebben gebaseerd. Het college stelt op grond van deze gewijzigde inzichten van het CPB voor om de reservering voor de gevolgen van de corona pandemie aan te passen aan de basisraming van het CPB uit juni 2020. Daarnaast heeft het college uiteraard ook gekeken naar en rekening gehouden met eigen waarnemingen.

 

Indien we basisraming van het CPB zoals die nu voorligt gebruiken om eenzelfde berekening te maken als bij de perspectiefnota 2021 (inclusief 1e PJ 2020) en hiermee vergelijken dan ontstaat het volgende beeld:

 

2021

2022

2023

2024

Scenario 2 CPB maart 2020 - perspectiefnota 2021

        -773

        -301

        -301

        -301

Basisraming CPB juni 2020

        -332

        -200

        -200

        -200

Verschil / verbetering

         441

         101

         101

         101

 

Het uitgaan van de basisraming uit juni 2020 van het CPB betekent in richtinggevende zin een verbetering van de geschetste saldi uit de perspectiefnota 2021. Voor het jaar 2021 een verbetering van € 441.000 en voor de jaren daarna in structurele zin een verbetering van ruim € 100.000.

 

Daarnaast zijn een deel van de mogelijke Corona kosten voor het jaar 2021 als incidenteel aan te merken. Dit deel van € 132.000 (€ 332.000 -/- € 200.000) komt dus in aanmerking voor incidentele dekking via de algemene reserve. Hierdoor ontstaat het volgende beeld:

 

2021

2022

2023

2024

Scenario 2 CPB maart 2020 - perspectiefnota 2021

        -773

        -301

        -301

        -301

Basisraming CPB juni 2020

        -332

        -200

        -200

        -200

Onttrekken aan algemene reserve - incidenteel

         132

             -  

             -  

             -  

Verschil / verbetering

         573

         101

         101

         101

 

Voorgesteld wordt in richtinggevende zin in te stemmen met de mogelijke financiële consequenties van de Corona pandemie volgens de basisraming van het CPB van Juni 2020 en deze te verwerken in het herziene meerjarige saldo.

 

Voorgesteld wordt in te stemmen om een deel van de mogelijke financiële gevolgen van de Corona pandemie voor het jaar 2021 als incidenteel aan te merken en dat deel ten bedrage van € 132.000 te onttrekken aan de algemene reserve.

 

Indien wordt uitgegaan van het instemmen met deze beide voorstellen dan ontstaat het volgende herziene meerjarige (structurele) perspectief:

Perspectiefnota 2021

2021

2022

2023

2024

Saldo bestaand beleid

             210

            -152

             433

             783

Herijking verdeling gemeentefonds

                 -  

            -100

            -200

            -250

Corona - structureel

            -200

            -200

            -200

            -200

Herzien meerjarig perspectief

                10

            -452

                33

             333

3. Mutaties bestaand beleid

Mutaties bestaand beleid

Terug naar navigatie - Mutaties bestaand beleid

In deze paragraaf treft u een overzicht aan van de verschillende mutaties op basis van bestaand beleid. Dit kunnen autonome ontwikkelingen zijn of zaken waarover reeds besluitvorming heeft plaatsgevonden.

Mutaties bestaand beleid

2021

2022

2023

2024

Mei circulaire 2020

 

 

 

 

 - Hogere algemene uitkering

400

616

348

73

 - Inburgering

              -33

              -74

              -82

              -82

 - Participatie

              -45

              -35

              -31

              -36

 - Voogdij / 18+

                 -  

                -1

                -1

                -1

Nagekomen mutaties maatstaven

             200

             200

             200

             200

Loon en prijsbijstelling sociaal domein

 

 

 

 

 - Maatschappelijke opvang

              -25

              -25

              -25

              -25

 - Vrouwenopvang

                -7

                -7

                -7

                -7

 - Algemeen

            -200

            -200

            -200

            -200

Stelpost samen scholen

                 -  

             150

                 -  

                 -  

Lagere doorbelasting Noaberkracht

                28

                28

                28

                28

OZB

                65

                66

                67

                68

Omgevings Dienst Twente (ODT)

            -236

            -236

            -236

            -236

Sociaal Domein

            -422

            -383

            -366

            -363

Sociaal Domein - corona t.l.v. stelpost

                97

                42

                42

                42

Overige kleinere mutaties

                28

                33

                67

                69

Totaal mutaties bestaand beleid

            -150

             174

            -196

            -470

 

Mei circulaire 2020 - Algemene uitkering

De hogere inkomsten zijn een gevolg van hogere accressen (ontwikkeling van de rijksuitgaven), incidentele compensatie BTW Compensatiefonds (BCF) en mutaties in eenheden en gewichten (aantal inwoners, aantal bijstandsontvangers, etc.). De voorlopige belastingcapaciteit 2020 zorgt voor een verlaging van de algemene uitkering, omdat de gemeentelijke belastingcapaciteit is toegenomen (hogere WOZ-waarden).

 

Het saldo van de hogere algemene uitkering is geen pure “winst”. We dienen rekening te houden met de taakmutaties die benoemd zijn door het rijk. Taakmutaties zijn middelen die met een bepaald oogmerk aan het gemeentefonds zijn toegevoegd of onttrokken, maar waar geen bestedingsverplichting aan ten grondslag ligt. Wanneer ze nieuw zijn worden ze eenmalig afzonderlijk benoemd om inzicht te creëren waaraan het rijk meer of minder geld gaat besteden. Maar het uitgangspunt van de gehele algemene uitkering is en blijft dat de middelen vrij aanwendbaar zijn. Binnen de gemeente Dinkelland kennen we de lijn dat voor deze taakmutaties een stelpost wordt opgenomen in afwachting van te ontwikkelen beleid. Zodra door college en raad wordt ingestemd met het ontwikkelde beleid kan een beroep worden gedaan op deze stelpost(en). Indien ervoor wordt gekozen geen beleid te ontwikkelen dan kan de stelpost vrijvallen ten gunste van de algemene middelen of en laste worden gebracht.

 

De taakmutaties die in de meicirculaire 2020 zijn benoemd en die van toepassing zijn op de gemeente Dinkelland zijn:

Taakmutatie Inburgering

Per 1 juli 2021 treedt de Wet Inburgering in werking. Zowel de incidentele bijdrage in de invoeringskosten als de structurele bijdrage in de uitvoeringskosten wordt verstrekt via een integratie-uitkering. De benodigde middelen voor de kosten van inburgeringsvoorzieningen worden verstrekt via een specifieke uitkering van het Ministerie van SZW. Het bedrag dat gemeenten in 2020 ontvangen betreft de incidentele bijdrage in de invoeringskosten en wordt over gemeenten verdeeld op basis van het aantal inwoners. De bedragen die gemeenten vanaf 2021 ontvangen betreffen de structurele bijdrage in de uitvoeringskosten. De verdeling van de integratie-uitkering zal naar verwachting in de decembercirculaire 2020 worden bijgesteld, als van zowel het aantal inwoners als het aantal personen met een niet- westerse migratieachtergrond nieuwe gegevens voorhanden zijn.

 

Taakmutatie Participatie

De omvang van de integratie-uitkering Participatie wijzigt door de toekenning van de loon- en

prijsbijstelling 2020. De Wsw-middelen zijn geactualiseerd. Deze is gebaseerd op de gerealiseerde omvang van de sociale werkplaatspopulatie (gemeten in standaardeenheden (SE) per betalende gemeente) zoals we die kennen uit het voorgaande jaar en een inschatting van de blijfkansen in de sociale werkplaats. De Wsw-verdeling vanaf 2020 is geactualiseerd met de realisaties van het gemiddeld aantal SE in 2019 en de blijfkansen voor de jaren 2020 en verder.

 

Daarnaast is sprake van wijzigingen in de verdeling van de integratie-uitkering door aanpassing van de drempelbedragen in de verdeling van de middelen Nieuwe begeleiding. De drempelbedragen zijn in deze circulaire geïndexeerd vanwege de loon- en prijsbijstelling en zijn € 9.000 in 2020 en € 7.700 vanaf 2021. De drempelbedragen geven weer wat het gemiddelde bedrag is dat in het betreffende jaar beschikbaar is voor de begeleiding van beschut werk. Iedere gemeente ontvangt ten minste budget voor de financiering van de begeleiding van één beschutte werkplek.

 

Taakmutatie Voogdij/18+

De integratie-uitkering Voogdij/18+ kent een systematiek waarbij op basis van historisch zorggebruik (t-2) per gemeente gemiddelde dagprijzen (p) worden vermenigvuldigd met het aantal zorgdagen (q). Daarmee wordt – ondanks de beperking van gegevens die twee jaar terug gaan - zo goed mogelijk aangesloten bij de actuele kostenverschillen tussen gemeenten. Er zijn nieuwe gegevens (jaar 2019) over voogdij/18+ beschikbaar welke gebruikt zijn voor de verdeling van de bedragen voor 2021. Zoals gebruikelijk zijn deze nieuwe gegevens ook doorgetrokken in latere jaren. In de nieuwe bedragen per gemeente is rekening gehouden met de loon- en prijsbijstelling 2020.

 

Door het gebruik van actuele gegevens en een reservering in verband met afgesproken compensatieregelingen neemt de integratie-uitkering Voogdij/18+ vanaf uitkeringsjaar 2021 met structureel € 38,154 miljoen toe. Deze toename kan grotendeels worden gedekt met de toevoeging van de loon- en prijsbijstelling 2020 aan deze integratie-uitkering. Het verschil van € 17,775 miljoen wordt zoals gebruikelijk onttrokken aan de algemene uitkering, subcluster Jeugdhulp. Vandaar het geringe effect in de jaren 2021 en verder.

 

Nagekomen mutaties maatstaven

Na ontvangst en analyse van de mei circulaire 2020 heeft het Rijk een aantal maatstaven aan de hand waarvan de algemene uitkering wordt berekend bijgesteld. Dit betekent voor onze gemeente een hogere algemene uitkering. 

 

Taakmutatie loon- en prijsbijstelling sociaal domein:

In de meicirculaire 2018 is met ingang van uitkeringsjaar 2019 ± € 7 miljard overgeheveld van de integratie-uitkering sociaal domein naar de algemene uitkering. Voor 2019 is in de meicirculaire van vorig jaar over dat bedrag nog één keer een aparte Loon-Prijs-mutatie (LPO) verstrekt. In deze meicirculaire 2020 gebeurt dat niet meer voor uitkeringsjaar 2020 en volgende. De gemeenten moeten zich redden met het accres. Dat kan ook omdat de uitkeringsbasis 2019  (T-1) waar het accres over wordt berekend met voornoemde € 7 miljard is toegenomen, zodat in absolute cijfers het accres is toegenomen.

 

Dit betekent dat de loon- en prijsbijstelling voor het sociaal domein uit de hogere algemene uitkering van deze meicirculaire 2020 betaald moet worden. Om dus de balans te behouden moet tegelijk met de hogere inkomsten ook de hogere uitgaven worden geraamd, anders reken je je rijk. Structureel wordt rekening gehouden met € 200.000 vanaf 2021. Het jaar 2020 is reeds geraamd in de begroting 2020.

 

Daarnaast speelt m.i.v. 2021 voor het eerst de doorbetaling van de loon- en prijsbijstelling uit het accres aan de centrumgemeenten voor maatschappelijke opvang (€ 25.000 jaarlijks) en vrouwenopvang (€ 7.000 jaarlijks).

 

Stelpost samen Scholen

De verwachting is op dit moment niet dat eventuele investeringen in de basisscholen in Denekamp zullen leiden tot boekwaarden per 1 januari 2022 waarop moet worden afgeschreven. Dit betekent dat de geraamde structurele stelpost van € 150.000 voor het jaar 2022 op incidentele basis kan komen te vervallen. De structurele ruimte blijft uiteraard wel gereserveerd.

 

Lagere doorbelasting Noaberkracht

De formatie bij team belastingen is eind 2020 met 1,7 fte afgenomen. Het voordeel van deze besparing is vanaf het jaar 2021 volledig ten gunste van Noaberkracht gekomen. Echter worden er door deze besparing ook minder uren besteed aan specifieke producten en raakt de besparing op deze manier de gemeentebegroting. Dat betreffende deel van het voordeel dat behaald wordt zal daarom vanaf het jaar 2021 ten gunste van de beide deelnemende gemeenten moeten komen. Het betreft hier een bedrag van € 50.000. Voordeel voor de gemeente Dinkelland € 28.000.

 

OZB

De verwachte inkomst onroerendezaakbelasting valt in 2021 hoger uit dan oorspronkelijk begroot. In het tweede programmajournaal van 2020 is toegelicht dat de inkomst onroerendezaakbelasting voor 2020 hoger was dan begroot en dat de inkomst naar boven bijgesteld werd. Aangezien de inkomst 2020 de basis is voor de berekening van de inkomst voor 2021, valt deze inkomst ook meerjarig hoger uit dan in eerste instantie gedacht. Hierdoor ontstaat een totaal voordeel op de onroerendezaakbelasting van € 65.124 in 2021.

 

OmgevingsDienst Twente (ODT)

Vanaf 1 januari 2019 draagt de Omgevingsdienst Twente (ODT) zorg voor de uitvoering van milieutaken voor zover deze betrekking hebben op taken die behoren tot de zogenoemde variant 4. Bij de start van de omgevingsdienst is afgesproken dat de inbreng van middelen bij de dienst wordt gebaseerd op de werkelijk beschikbare formatie (peiljaar 2017).

 

De eerste jaren werkt de ODT met een zogenoemde inputfinanciering. Hierbij wordt de jaarlijkse bijdrage bepaald aan de hand van de ingebrachte formatie. Vervolgens wordt op basis van een jaarplan inzicht gegeven in de verwachtte uitvraag voor dat jaar. Deze jaarplanning wordt doorgerekend op basis van het verwachtte aantal producten en de indicatieve normuren (Twentse norm). De afrekening vindt achteraf plaats op basis van werkelijk bestede uren door de ODT. Voor Noaberkracht betekent dit dat de berekende benodigde formatie jaarlijks meer bedraagt dan er aan formatie beschikbaar is gesteld.

 

Uit de Q2 rapportage van de ODT blijkt dat voor 2020 reeds 80% van de ingebrachte uren zijn gebruikt. Er zijn voor 2020 onvoldoende middelen beschikbaar om alle werkzaamheden te kunnen uitvoeren. Hierbij is uitgegaan van de huidige inzet, de werkvoorraad die nog bij de ODT ligt en de verwachting van een verdere uitvraag over 2020.

 

De ODT heeft een prognose gemaakt welke producten zij over 2020 nog verwachten te kunnen leveren (mits er voldoende middelen beschikbaar worden gesteld). Hierbij wordt er vanuit gegaan dat voor toezicht circa 2/3 van de geplande controles kan worden uitgevoerd. Op basis van deze prognose wordt verwacht dat de benodigde uren voor 2020 moet worden bijgesteld naar 13.974 uren. De oorspronkelijke planning gaat uit van 11.892 benodigde uren terwijl in werkelijkheid 9.269 uren beschikbaar zijn.

 

Dit betekent dat het verschil tussen de ingebrachte middelen en de verwachte inzet voor 2020 op basis van de indicatieve uren toeneemt van 2.623 naar 4.705 uur. Dit tekort komt overeen met een bedrag van circa 385.000 euro. Op basis van de verdeelsleutel gaat het om een bedrag van circa 217.000 voor Dinkelland over 2020. Hiervan is circa 1.500 uur (123.000 euro) incidenteel om achterstanden ten aanzien van vergunningverlening/meldingen weg te werken.

 

  Beschikbaar 2020 UP2020 Prognose 2020 Waarvan incidenteel Structureel
Vergunningen 2.511 5.515 6.556 1.500 5.000
Toezicht 4.710 5.321 5.222   6.650
Handhaving 1.065 282 1.260   1.746
Advies 983 774 936   983
Projecten          
Totaal 9.269 11.892 13.974 1.500 14.379

 

Toename uitvraag ODT

Oorzaak toename, samengevat:

  • Toename aantal bodemmeldingen
  • Introductie vormvrije MER beoordeling
  • Toename aantal administratieve controles, controles bodemmeldingen en klachten
  • Uren benodigd voor projecten, niet ingebracht
  • Toename aantal handhavingszaken
  • Uitvoering strafrechtelijke onderzoeken door eigen BOA
  • Toename van uren per product is incl. indirecte uren als administratie, planning en coördinatie; de inbreng betrof alleen directe uren

 

Toelichting

Toename uitvraag ODT

In vergelijking met het peiljaar 2017 is er een toename te zien van het aantal producten dat bij de ODT wordt uitgevraagd zodat structureel meer middelen nodig zijn.

 

Vergunning

Bij vergunningverlening wordt de toename met name veroorzaakt door het aantal bodemmeldingen en  vormvrije mer beoordelingen. In de loop van 2017 is het instrument van de vormvrije mer-beoordeling geïntroduceerd. Hiervoor waren destijds geen uren beschikbaar. Ten opzichte van 2017 neemt de uitvraag toe van circa 4.100 naar 5.000 uur. De beschikbare formatie bedraagt 2.511 uur.

 

Toezicht & Handhaving

Voor toezicht is sprake van een toename van het aantal administratieve controles, controles bodemmeldingen en klachten. Verder zijn er geen uren beschikbaar voor het uitvoeren van projecten. Binnen Noaberkracht werden projecten uitgevoerd binnen de uren die vrij kwamen door de zelfcontroles bij de rundveehouderijen. De prognose is dat het project energie in 2020 ca 600 uur vergt. Ook in de komende jaren zullen uren moeten worden gereserveerd voor projecten.

 

Als de ODT het UP2020 zou uitvoeren, rekening houdend met projecten en toename van de producten neemt de uitvraag ten opzichte van het peiljaar 2017 toe van 4.710 naar circa 6.650 uur.

 

Voor handhaving is sprake van een toename van het aantal zaken. In meer gevallen dan voorheen wordt een last onder dwangsom opgelegd. Ook worden strafrechtelijke onderzoeken door de BOA van de ODT uitgevoerd waar voorheen dit in samenwerking met de milieupolitie werd opgepakt.

 

Wanneer het aantal controles conform het uitvoeringsprogramma wordt uitgevoerd zal ook het aantal handhavingszaken toenemen. Verder wordt regiobreed een trend zichtbaar dat de ODT op basis van de Landelijke Handhaving Strategie sneller overgaat tot de volgende stap in handhaving. Als gevolg hiervan moet rekening worden gehouden met toename van de structurele inzet van 1.065 naar 1.746 uur.

 

Advies

Voor Advies blijft de uitvraag binnen de beschikbare formatie van 983 uur.

 

Totaal

Het uitgaan van de werkelijk benodigde structurele aantal uren van 14.379 afgezet tegen de ingebrachte uren van 9.269 betekent een toename van 5.110 uur. In geld komt dit neer op een bedrag van € 419.000. Het aandeel Dinkelland hierin bedraagt € 236.000 structureel

 

Verschil tussen de werkelijk bestede uren en de beschikbare uren?

De bepaling van de beschikbare formatie voor de taken die zijn overgegaan naar de ODT is gebaseerd op historische cijfers, inschattingen en de Producten en Diensten Catalogus (PDC) 5.0. Deze PDC werd door de netwerk RUD gebruikt om producten onderling af te rekenen en hadden uitsluitend betrekking op de uren in verband met de inhoudelijke toetsing/uitvoering van een product. Voor zover producten binnen de netwerk RUD werden uitgevoerd is de formatie bepaald aan de hand van de PDC 5.0. Voor taken van vergunningverlening die binnen Noaberkracht werden uitgevoerd is uitgegaan van de werkelijke beschikbare formatie, welke lager lagen dan de PDC5.0.

 

In voorbereiding op de ODT heeft de ODT een indicatieve norm opgesteld. Een belangrijk verschil is dat de PDC 5.0 uitsluitend betrekking heeft op de inhoudelijke toetsing/uitvoering van een product terwijl de indicatieve norm het totaal betreft van de uren die nodig zijn om het product te leveren vanuit het primaire proces. De indicatieve norm bevat ook uren voor administratie, planning en coördinatie. en projectmatige voorbereiding van landelijke projecten zoals bv stoppersregeling ammoniak, informatieplicht energie, luchtwassers en ketentoezicht.

 

Bij het bepalen van de beschikbare formatie is uitsluitend rekening gehouden met de uren voor inhoudelijke toetsing/uitvoering van de producten. Dit verklaard deels het verschil tussen de werkelijk bestede uren en de beschikbare uren.

 

Verschil tussen de werkelijk bestede uren en de uren gebaseerd op de Twentse norm.

Voorafgaande aan de start van de ODT is de Twentse norm opgesteld. Hierbij is gebruik gemaakt van ervaringen bij andere Omgevingsdiensten en beschikbare kengetallen. Deze Twentse norm is door het Algemeen Bestuur van de ODT als indicator voor de dienstverlening vastgesteld waarbij de ODT de opdracht heeft gekregen deze te evalueren.

 

Op dit moment is het nog niet mogelijk om een sluitende verklaring te geven voor het verschil tussen de werkelijke urenbesteding en de berekende uren op basis van de Twentse norm. Zodra de evaluatie is uitgevoerd zal hierover meer duidelijkheid kunnen worden gegeven.

 

Mutaties Sociaal Domein Dinkelland

Hieronder het totaaloverzicht van alle mutaties binnen het programma onderwijs, sport, cultuur & sociaal domein (basisbegroting) begroting 2021. De mutaties zijn als gevolg van autonome ontwikkelingen of corona-gerelateerd en zijn veelal doorwerkingen uit het tweede programmajournaal 2020. Daarnaast is loon- en prijsindexatie van toepassing voor het jaar 2021.

(bedragen x € 1.000)

2021

2022

2023

2024

Leerlingenvervoer

-23

-23

-23

-23

Kinderopvang

-10

0

0

0

Vrij toegankelijke voorzieningen

-10

-10

-10

-10

Bijstand – corona

-87

-42

-42

-42

Bijstand – autonoom

-60

-60

-60

-60

Sociale werkvoorziening

144

127

145

147

Abonnementen SD

-6

-6

-6

-6

Vrouwenopvang/Maatschappelijke opvang

0

0

0

0

Hulpmiddelen/trapliften/woningaanpassingen

-63

-63

-63

-63

Huishoudelijke ondersteuning

-42

-42

-42

-42

Vervoer dagbesteding

55

55

55

55

Wmo ondersteuning individueel

-46

-46

-46

-46

Wmo ondersteuning groep

144

144

144

144

Jeugdzorg

-416

-416

-416

-416

Kleine verschillen

-4

-3

-3

-3

Uitvoeringsplan

0

0

0

0

Totaal mutaties

-422

-383

-366

-363

 

Leerlingenvervoer (€ 23.000 nadeel)

Er is op dit moment geen aanleiding om de meerjarenraming voor het leerlingenvervoer bij te stellen. De geldende indexatie (NEA-index) voor het jaar 2021 is op dit moment nog niet bekend, er wordt vooralsnog rekening gehouden met 3%. Dit zorgt voor een structureel nadeel van € 23.000.

 

Kinderopvang (€ 10.000 nadeel)

Dit betreffen de kosten voor de inspecties van de kinderopvangcentra. De inspecties worden uitgevoerd door de GGD Twente. De inspecties die in 2020 niet zijn ingevoerd als gevolg van het coronavirus worden in 2021 ingehaald. Dit zorgt voor een incidenteel nadeel van € 10.000.

 

Heroriëntatie vrij toegankelijke voorzieningen (€ 10.000 nadeel)

Dit betreft de indexatie van het budget voor vrij toegankelijke voorzieningen (o.a. Stichting Welzijn Tubbergen Dinkelland, Wijkracht).

 

Bijstandsuitkeringen (€ 147.000 nadeel in 2021; € 102.000 nadeel in 2022 en verder)

WWB, IOAW en IOAZ

In het tweede programmajournaal 2020 hebben we de verwachting uitgesproken dat er een instroom zal zijn in de bijstandsuitkeringen op grond van de WWB, IOAZ en IOAZ van ca. 15 uitkeringen. De verwachting is dat deze instroom gedurende het jaar 2020 in het cliëntenbestand zal blijven en dat vanaf 2021 gefaseerde uitstroom zal gaan plaatsvinden. Daarnaast is de prognose voor de hoogte van de uitkering per uitkeringsgerechtigde in 2020 hoger dan de raming. De aannames met betrekking tot de gefaseerde uitstroom en het prijsverschil leiden tot een negatieve bijstelling van de raming van € 87.000 in 2021 tot € 42.000 in 2022 en verder. Deze bijstelling is corona-gerelateerd.

 

Bbz starters en gevestigden

Op basis van de aantallen trajecten in 2020 zien we een lichte daling van de aantallen trajecten levensonderhoud gevestigde ondernemers, dit zorgt voor een structureel voordeel van € 10.000.

 

Loonkostensubsidies

In 2020 is een forse toename waargenomen in de uitgaven met betrekking tot de loonkostensubsidies garantiebanen (gemiddeld € 25.000 per maand t.o.v. € 19.000 in 2019). Deze toename wordt veroorzaakt door een stijging van het aantal inwoners in deze doelgroep. De doelgroep zou voor het op slot gaan van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) heen in de Wsw terecht zijn gekomen. De verwachting is dat dit een structurele ontwikkeling is, dit zorgt voor een nadeel van € 70.000 per jaar.

 

Nieuw Beschut

Het is nog niet bekend wat de taakstelling voor de gemeente Dinkelland met betrekking tot nieuw beschut zal zijn in 2021. In 2020 heeft de gemeente een extra taakstelling gekregen van één persoon, de huidige taakstelling is 5 personen. Deze taakstelling is gerealiseerd en de raming hiervoor blijft gehandhaafd.

 

Gebundelde uitkering (BUIG)

In oktober ontvangt de gemeente Dinkelland van het Rijk bericht over de definitieve budgetten 2020. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft aangegeven dat bij het vaststellen van deze definitieve budgetten, rekening zal worden gehouden met de dan actuele conjuncturele situatie. Wat deze toezegging precies betekent is op dit moment niet duidelijk. SZW zou kunnen vasthouden aan de normale procedure en de definitieve budgetten in oktober vaststellen op basis van de te zijner tijd actuele realisaties en de dan actuele CPB-werkloosheidsramingen. Het is de vraag hoeveel onzekerheid deze CPB-ramingen op dat moment nog zullen bevatten. Hoe groter de onzekerheid in deze ramingen, hoe groter het risico voor de gemeente Dinkelland. Daarom worden de nader voorlopige budgetten 2020 vooralsnog niet verwerkt in het meerjarig saldo van de gemeente Dinkelland, maar worden de bekendmakingen in oktober afgewacht. Dan zullen ook de voorlopige budgetten 2021 bekend worden gemaakt.

 

Sociale werkvoorziening (€ 144.00 voordeel 2021; € 127.000 voordeel 2022; € 144.000 voordeel 2023; € 147.000 voordeel 2024 en € 212.000 voordeel 2025)

Rijksvergoeding

In de meicirculaire 2020 zijn de bijgestelde subsidiebedragen per arbeidsjaar bekend gemaakt evenals het verwachte aantal arbeidsjaren (en dus de geprognotiseerde uitstroom) waar het Rijk mee rekent. De term arbeidsjaar geeft de subsidie-eenheid aan die gekoppeld is aan een fte Wsw, waarop mede de hoogte van het Wsw-deel in de rijksvergoeding wordt gebaseerd.

 

De rijksvergoeding per arbeidsjaar is voor het jaar 2021 gestegen van € 25.467 naar € 27.711, ten opzichte van de septembercirculaire 2019. Dit betreft de compensatie voor loon- en prijsontwikkelingen (LPO). Daarnaast zijn de verwachtingen over het aantal arbeidsjaren in de gemeente Dinkelland bijgesteld (meicirculaire 2020 gem. aantal AJ 5 per jaar lager dan septembercirculaire 2019). Ook wijken de verwachtingen van het Rijk af van de lokale situatie in de gemeente Dinkelland, met name meerjarig.

 

Onderstaand de verwachting van het Rijk versus de lokale situatie:

 

2021

2022

2023

2024

2025

Rijk – aantal AJ*

75,2

69,8

63,9

58,9

52,9

SPD – aantal AJ **

75,6

71,5

66,3

62,3

58,4

Verschil

-0,4

-1,7

-2,4

-3,4

-5,5

*Bron: Meicirculaire 2020 meerjarig

**Bron: Verwachting SPD 2020 meerjarig

 

De huidige bedragen die in de meerjarenraming van de gemeente Dinkelland zijn opgenomen bestaan uit het aantal AJ o.b.v. de verwachting van de SPD vermenigvuldigd met het bedrag per arbeidsjaar uit de septembercirculaire 2019. In deze begroting 2021 wordt de raming geactualiseerd op basis van de hernieuwde verwachting van de SPD over het aantal arbeidsjaren en de bedragen per arbeidsjaar uit de meicirculaire 2020. Na inzet van de openstaande stelpost Wsw is de mutatie als volgt:

 

(bedragen x €1.000)

2021

2022

2023

2024

Mutatie

-32

-49

-31

-29

 

Exploitatiebijdrage SPD

Op basis van de conceptbegroting 2020 is meerjarig een exploitatiebijdrage van € 410.000 meegenomen in de raming van de gemeente Dinkelland. In de conceptbegroting 2021 van de SPD is een bijdrage in het exploitatietekort van € 234.000 opgenomen. Dit zorgt voor een structureel voordeel van € 176.000 voor de gemeente Dinkelland.

 

Abonnementen (€ 6.000 nadeel)

Dit betreft de indexatie van prijsgevoelige budgetten, met name abonnementen van o.a. Schulinck, Divosa, enz.

 

Indexatie vrouwenopvang en maatschappelijke opvang (neutraal)

Vrouwenopvang

De middelen voor vrouwenopvang worden door het Rijk via de decentralisatie-uitkering (DU) binnen het gemeentefonds uitgekeerd aan de centrumgemeente (gem. Enschede). De DU wordt door het Rijk niet geïndexeerd, de individuele gemeenten ontvangen compensatie voor loon- en prijsontwikkelingen via het accres. De afgelopen jaren is de indexatie op de subsidies van de instellingen van de vrouwenopvang door de gemeente Enschede bekostigd uit eigen middelen. Met ingang van 2021 wordt een jaarlijkse indexatiebijdrage gevraagd van de individuele gemeenten. Deze bedraagt voor de gemeente Dinkelland € 6.000 in 2021. Bij de verwerking van de meicirculaire is dit bedrag structureel vanuit het accres op een stelpost gezet. Deze stelpost wordt nu ingezet ter dekking van de kosten.

 

Maatschappelijke opvang

Voor de middelen maatschappelijke opvang geldt dezelfde systematiek als bij vrouwenopvang het geval is. Ook hiervoor wordt met ingang van 2021 een jaarlijkse indexatiebijdrage gevraagd van de individuele gemeenten. Deze bedraagt voor de gemeente Dinkelland € 25.000 in 2021. Bij de verwerking van de meicirculaire is dit bedrag vanuit het accres op een stelpost gezet. Deze stelpost wordt nu ingezet ter dekking van de kosten.

 

Hulpmiddelen (€ 63.000 nadeel)

Het nadeel op hulpmiddelen is grotendeels een doorwerking uit het jaar 2020 en heeft meerdere oorzaken:

  • Rolstoelvoorzieningen (€ 9.000 nadeel): er worden minder handbewogen rolstoelen en meer elektrische rolstoelen/rolstoelen met duwondersteuning verstrekt.
  • Vervoersvoorzieningen (€ 10.000 nadeel): er worden minder voorzieningen zonder trapondersteuning verstrekt en meer voorzieningen met trapondersteuning.
  • Woonvoorzieningen (€ 15.000 voordeel): de kosten van  de verstrekkingen in eigendom zijn lager dan geraamd.
  • Trapliften (€ 53.000): er is een jaarlijkse stijging waarneembaar van het aantal verstrekte trapliften als gevolg van langer thuis blijven wonen.
  • Indexatie van de tarieven zorgt voor een nadeel van € 8.000.

 

Huishoudelijke ondersteuning (€ 42.000 nadeel)

Op basis van de cijfers uit 2020 zijn er minder cliënten die een indicatie regie nodig hebben dan waar op begrotingsbasis 2020 meerjarig rekening mee is gehouden. Dit zorgt voor een voordeel van ca. € 55.000. Daarnaast is een indexatie van de tarieven van toepassing, de hoogte van de indexatie is op dit moment nog niet bekend. Vooralsnog gaan we uit van een indexatie van 5%, dit zorgt voor een nadeel van € 97.000. Per saldo dus een nadeel van € 42.000 op huishoudelijke ondersteuning.

 

Vervoer dagbesteding (€ 55.000 voordeel)

In de eerste maanden van 2020 is gebleken dat de vervoerskosten per maand lager liggen dan de begroting. Dit komt overeen met de uitstroom die is waargenomen in het aantal cliënten Wmo ondersteuningsbehoefte groep. Dit zorgt voor een voordeel van ca. € 55.000.

 

Abonnementstarief Wmo (neutraal)

In 2020 heeft de vertraging van het nieuwe systeem voor gegevensuitwisseling tussen gemeenten en het CAK ervoor gezorgd dat er tot en met juni 2020 in ieder geval nog geen eigen bijdrage is geïnd voor inwoners uit de gemeente Dinkelland. Daarnaast heeft de minister van VWS besloten om voor de maanden april en mei 2020 geen eigen bijdrage te innen in verband met de gevolgen van corona op de ondersteuning. Als gevolg van deze twee ontwikkelingen is het op dit moment niet mogelijk een reële prognose te maken van de te verwachten inkomsten voor 2021. De bestaande raming wordt daarom gehandhaafd.

 

Wmo ondersteuning individueel (€ 46.000 nadeel)

In 2020 (Q1 en Q2) ligt het aantal indicaties hoger dan in 2019, deze doorwerking in 2021 en verder betekent een nadeel van € 46.000 structureel.

 

Wmo ondersteuning groep (€ 144.000 voordeel)

In 2020 (Q1 en Q2) ligt het aantal indicaties lager dan in 2019, deze doorwerking in 2021 en verder betekent een voordeel van € 144.000 structureel.

 

Jeugdzorg (€ 416.000 nadeel)

Het nadeel op jeugdzorg is een structurele doorwerking uit het tweede programmajournaal 2020 op basis van de cijfers t/m mei 2020.

 

Veilig Thuis Twente

De formatie Veilig Thuis Twente (VTT) wordt per 1 januari 2021 structureel uitgebreid met 6 fte. Deze uitbreiding is noodzakelijk om een duurzame oplossing om de maatwerktaken van VTT binnen de wettelijke termijnen uit te voeren, waarbij aandacht is voor herstel van schade en borging naar een duurzame veiligheid. Dit draagt bij aan het stoppen en voorkomen van huiselijk geweld en kindermishandeling. De extra bijdrage voor de gemeente Dinkelland bedraagt € 25.000. In de septembercirculaire 2020 zijn de centrumgemeenten gemeenten geïnformeerd over extra middelen voor de inzet van Veilig Thuis. Daarbij is door de centrumgemeente Enschede aangegeven dat de middelen toereikend zijn en dat er geen extra bijdrage van de gemeente Dinkelland benodigd is. Dit onder voorbehoud van het besluit van de Bestuurscommissie OZJT over de inzet van de middelen.

 

(Financiële) Stand van zaken uitvoeringsplan sociaal domein

Het verloop van de beoogde besparing (begroting 2019) en de behaalde besparing (2019 en 2020) is als volgt:

(bedragen x €1.000)

2019

2020

2021

2022

Beoogde besparing begroting 2019

126

412

557

582

Behaalde besparing 2019 (PJ1)

-126

-126

-126

-126

Resterende beoogde besparing 2020

0

286

431

456

Behaalde besparing 2020 (PJ1)

0

-175

-100

-100

Resterende beoogde besparing 2020

0

111

331

356

 

Sociaal Domein – Corona ten laste van stelpost

Uit de financiële mutaties binnen het sociaal domein en de toelichting daarop blijkt dat een deel van de meerkosten binnen het sociaal domein een gevolg is van de Corona pandemie. Het betreft hier de volgende twee kostenposten:

  • Inspecties kinderopvangcentra
  • Bijstand

 

Met mogelijke meerkosten als gevolg van Corona hebben we zowel in incidentele als in structurele zin rekening gehouden. Nu we daadwerkelijk worden geconfronteerd met dergelijke meerkosten doen we een beroep op deze gereserveerde ruimte. Hierna resteert nog de volgende gereserveerde ruimte:

 

2021

2022

2023

2024

Basisraming CPB juni 2020 / gereserveerde ruimte

         332

         200

         200

         200

Kosten kinderopvang inspectie

          -10

             -  

             -  

             -  

Kosten bijstand

          -87

          -42

          -42

          -42

Resteert

         235

         158

         158

         158

 

Overige kleine(re) verschillen

Het betreft hier meerder kleine(re)verschillen.

 

Voorgesteld wordt in te stemmen met de aangegeven mutaties op basis van bestaand beleid en deze te verwerken in het herziene meerjarige saldo.

Herzien meerjarig perspectief na verwerking mutaties bestaand beleid

Terug naar navigatie - Herzien meerjarig perspectief na verwerking mutaties bestaand beleid

Rekening houdend met de aangegeven en toegelichte mutaties op basis van bestaande beleid ontstaat het volgende herziene meerjarige saldo:

 

2021

2022

2023

2024

Herzien saldo perspectiefnota 2021

                10

            -452

                33

             333

Totaal mutaties bestaand beleid

            -150

             174

            -196

            -470

Herzien meerjarig perspectief

            -140

            -278

            -163

            -137

 

Voor een juiste interpretatie van de cijfers en om het herziene meerjarige saldo in de juiste context te zien moeten wel de volgende opmerkingen worden geplaatst. In dit herziene meerjarige saldo op basis van bestaand beleid is uitgegaan van:

  • Volledige invulling uitvoeringsplan sociaal domein (voorheen transformatieplan). Rekening houdend met de reeds gerealiseerde invullingen 2020 resteert nog een taakstelling van € 331.000 in 2021 oplopend naar een structureel bedrag van € 356.000 vanaf 2022.
  • Voor de jaren 2022 en 2023 gaan we, vooruitlopend op de uitkomsten van het onderzoek, uit van het doortrekken van de extra rijksvergoeding voor de jeugdzorg van € 340.000 per jaar.
  • Volledige invulling van de opbrengsten op grond van ombuigingsmaatregelen gebaseerd op de denkrichtingen uit de perspectiefnota 2020
  • Reservering ruimte om de te verwachten nadelige herverdeeleffecten van de herijking van het gemeente fonds op te vangen. De gereserveerde ruimte loopt op van € 300.000 in 2022 naar een structureel bedrag van € 650.000 vanaf 2024 (€ 25 per inwoner).
  • Een structurele stelpost voor nieuw beleid van 155.000 vanaf het jaar 2021 (de oude KOG post).

4. Specifieke mutaties

Specifieke mutaties

Terug naar navigatie - Specifieke mutaties

In deze paragraaf staan we stil bij ontwikkelingen die verder gaan dan het bestaande (dus vastgestelde) beleid maar wel degelijk omvangrijke financiële consequenties (kunnen) hebben en ook zeker gezien de politiek bestuurlijke impact de nodige toelichting behoeven. Daarnaast bestaat er een bepaalde mate van keuzevrijheid. We gaan achtereenvolgens in op de volgende twee onderwerpen:

  • Structurele stelpost voor nieuw beleid
  • Nieuw beleid structureel
  • Nieuw beleid incidenteel
  • Lokale lasten

 

Structurele stelpost voor nieuw beleid

Zoals aangegeven hebben we vanaf het jaar 2021 de beschikking over een structurele stelpost voor nieuw beleid van € 155.000. Ondanks het feit dat we in de perspectiefnota 2021 richting hebben gegeven aan de besteding van de stelpost blijft deze stelpost aan te merken als vrije ruimte. Er is immers nog geen besluit over genomen. Gezien het negatieve meerjarige perspectief en de dreigende niet sluitende (meerjaren)begroting stellen wij daarom voor deze stelpost voor nieuw beleid niet aan te wenden voor nieuw beleid maar aan te merken als vrij ruimte en in te zetten ter dekking van het negatieve meerjarige perspectief.

 

Wel zouden wij graag zien dat een eerdere intensivering wordt voortgezet en dat de lasten daarvan ten laste van deze stelpost worden gebracht. Het betreft hier de startersleningen waarvan we zien dat deze voorzien in een behoefte en bijdragen aan de gestelde doelen binnen onze actielijn realistischer bouwen en wonen uit de MEP ambitie  aantrekkelijke woon- en leefomgeving.

 

Wij stellen voor hier een bedrage van € 500.000 voor beschikbaar te stelen en de rentelasten ten bedrage van afgerond € 7.000 ten laste te brengen van de stelpost voor nieuwe beleid. Het hierna resterende deel van de stelpost voor nieuw beleid ten bedrage van € 148.000 zetten we in ter dekking van het negatieve herziene meerjarige perspectief.

 

Voorgesteld wordt een extra eenmalig bedrag van € 500.000 aan startersleningen beschikbaar te stellen en de betreffende rente kosten van € 7.000 ten laste te brengen van de structurele stelpost voor nieuw beleid.

 

Voorgesteld wordt het resterende deel van de stelpost voor nieuwe beleid ten bedrage van € 148.000 in te zetten ter dekking van het negatieve herziene meerjarige perspectief.

 

Rekening houdend met de aangegeven inzet van de structurele stelpost voor nieuw beleid ontstaat het volgende beeld van het herziene meerjarige perspectief:

Herzien meerjarig saldo na inzet nieuw beleid

2021

2022

2023

2024

Herzien meerjarig perspectief structureel

                10

            -452

                33

             333

Totaal mutaties bestaand beleid

            -150

             174

            -196

            -470

Beschikbare vrije ruimte (nieuw beleid)

148

148

148

148

Herzien meerjarig saldo na inzet nieuw beleid

                  8

            -130

              -15

                11

 

Conclusies herzien meerjarig saldo na inzet stelpost nieuw beleid

Na inzet van de (resterende) structurele stelpost voor nieuw beleid kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

  • Er is sprake van een sluitende begroting 2021 met eveneens een op termijn sluitende meerjarenbegroting
  • Er is ruimte gereserveerd om de mogelijke negatieve herverdeeleffecten van de herijking gemeentefonds op te vangen. Oplopend naar een structureel bedrag van € 650.000 wat overeen komt met een bedrag van € 25 per inwoner
  • Er is structurele ruimte gereserveerd om de mogelijke negatieve gevolgen van de coronapandemie op te vangen. Na besluitvorming uit deze begroting resteert nog een structurele stelpost van € 158.000.
  • We gaan er van uit dat de structurele taakstelling uitvoeringsplan sociaal domein oplopend naar een structureel bedrag van € 356.000 in 2023 volledig wordt ingevuld. Zoals in het inhoudelijke deel van deze begroting is aangegeven is aanvullende inzet noodzakelijk om deze taakstelling inderdaad te realiseren.
  • De structurele stelpost voor nieuw beleid is in zijn geheel ingezet om de (meerjaren)begroting sluitend te krijgen. Er is dus geen structurele ruimte voor nieuw beleid.

Nieuw beleid structureel

Terug naar navigatie - Nieuw beleid structureel

Omvang en prioritering

Voordat we ingaan op onze voorstellen hoe om te gaan met nieuw beleid moeten we even terug naar de aangegeven richtinggevende prioritering betreffende het nieuw beleid uit de perspectiefnota 2021. De omstandigheden en daarmee ook het perspectief uit de perspectiefnota 2021 is namelijk gewijzigd waardoor deze richtinggevende prioritering opnieuw tegen het licht moeten worden gehouden. Zowel voor wat betreft de omvang als ook de aangegeven prioritering.

 

Volgens ons moet de omvang van de lijst als eerste worden aangevuld. Deze aanvulling van de lijst met nieuw beleid is vooral een gevolg van de extra noodzakelijke inzet op het uitvoeringsplan sociaal domein en dan met name de structurele borging van gebleken effectieve inspanningen. Het blijkt dat een aantal van de opgestarte inspanningen leidt tot de beoogde besparing van kosten binnen het sociaal domein. Als concreet voorbeeld kunnen we de praktijkondersteuner jeugd in de huisartsenpraktijk noemen. In de perspectiefnota 2021 hebben we de behaalde besparing benoemd en ook aangegeven dat wanneer deze inspanning gecontinueerd gaat worden, daar structureel budget voor nodig is. Op dat moment (de perspectiefnota 2021) hadden we nog de verwachting dat de dekking voor dit structurele budget gevonden kon worden binnen de te behalen besparing op het budget voor de jeugdzorg. Inmiddels blijkt echter dat de kosten voor de jeugdzorg (tweede programmajournaal 2020) door autonome ontwikkelingen verder blijven oplopen en het tekort daarmee groter wordt. Dekking binnen de jeugdzorg budgetten voor bijvoorbeeld de praktijkondersteuner is op dit moment dus niet mogelijk.

 

Het gevolg hiervan is dat de aangegeven prioritering voor nieuw beleid uit de perspectiefnota 2021 feitelijk moet worden aangepast, c.q. uitgebreid, met de structureel benodigde middelen voor inzet van de praktijkondersteuner ten bedrage van € 75.000.

 

Gezien het belang van de praktijkondersteuner stellen we voor de praktijkondersteuner toe te voegen aan de richtinggevende prioritering uit de perspectiefnota 2021 en deze de hoogste prioriteit toe te kennen. Hierdoor ontstaat de volgende richtinggevende prioritering voor wat betreft het structurele nieuw beleid:

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

POH GGZ

75

75

75

75

Biodiversiteit

90

90

90

90

Programma duurzaamheid

132

132

132

132

OZB maatschappelijke instellingen

70

70

70

70

 Totaal

             292

             292

             292

             292

 

Het benodigde bedrag voor OZB maatschappelijke instellingen is verlaagd van een structureel benodigd bedrag van € 114.000 naar € 70.000. het blijkt namelijk dat de uitvoeringskosten en de uit te keren subsidies lager uitpakken dan in eerste instantie werd aangenomen. Berekening:

  • Subsidie                                € 60.000
  • Uitvoeringskosten         € 10.000

 

Naast deze aangegeven en geldende richtinggevende prioritering moet feitelijk ook de inspanning Kwaliteit Openbaar Groen en speeltoestellen hier bij betrokken worden. Deze inspanning is immers in de perspectiefnota 2021 van incidentele dekking (voor ongeveer 4 jaar) voorzien terwijl ook hier  structurele dekking benodigd was. In de perspectiefnota 2022 (dus in het voorjaar van 2021)  komen we hier op terug.

 

Voorgesteld wordt in te stemmen met de herziene richtinggevende prioritering en deze te betrekken bij het voorstel voor nieuw beleid structureel in de volgende paragraaf.

 

Voorstel structureel nieuw beleid

Het feit dat de structurele stelpost voor nieuw beleid is ingezet ter dekking van het negatieve herziene meerjarige perspectief betekent dat er geen vrije structurele ruimte is voor nieuw beleid. Het college kiest ervoor om het voorliggende nieuwe beleid in deze begroting 2021 te voorzien van incidentele dekking met daarbij de kanttekening dat actief op zoek wordt gegaan naar structurele dekking. Bij het aanwenden van de deze, nog te zoeken, structurele dekking is de aangegeven prioritering uit de vorige paragraaf leidend. De eerste uitkomsten van deze actieve zoektocht betrekken we bij het opstellen van de perspectiefnota 2022 of zoveel eerder als mogelijk. Uiteraard houden we de gemeenteraad op de hoogte van de voortgang.

 

Het college kiest er bewust voor om het aangedragen nieuw beleid voor twee jaar van incidentele dekking te voorzien. Enerzijds om voldoende tijd te creëren om de (financiële) effecten van de hiervoor genoemde zoektocht naar structurele ruimte daadwerkelijk te kunnen realiseren. Deze tijd is nodig om te kunnen komen tot een zorgvuldige, weloverwogen en integrale afweging van noodzakelijke keuzes.

 

Daarnaast is het college van mening dat op deze manier ook rekening wordt gehouden met de verkiezingen in 2022. Door het nieuwe beleid voor een periode van twee jaar van incidentele dekking te voorzien en tevens op zoek te gaan structurele dekkingsmogelijkheden worden noodzakelijke en belangrijke zaken in gang gezet terwijl de keuze over structurele voortzetting ook deels bij het nieuwe college en de nieuwe gemeenteraad wordt gelegd. Het nieuwe college en de nieuwe gemeenteraad krijgen hiervoor de nodige tijd omdat de dekking voor de jaren 2021 en 2022 is geregeld. Uiteraard faciliteert het huidige college deze keuze over mogelijke structurele voortzetting (vanaf het jaar 2023) via een overdrachtsdocument.

 

Het voorzien van incidentele dekking van het voorliggende nieuw beleid voor een periode van twee jaar geeft het volgende beeld:

Omschrijving

Bedrag

POH GGZ 2 jaar

150

Biodiversiteit 2 jaar

180

Programma duurzaamheid 2 jaar

264

OZB maatschappelijk inst. 2 jaar

140

Totale kosten

734

 

Voorgesteld wordt in te stemmen met het incidenteel voor een periode van twee jaar dekken van het aangedragen nieuw beleid en de totale kosten hiervan ten € 734.000 bedrage van als volgt te  dekken:

- uit de reserve incidenteel beschikbare algemene middelen € 470.000

- programmagelden duurzaamheid € 264.000

 

Wat de gevolgen van deze onttrekking zijn voor de stand van de reserve incidenteel beschikbaar algemene middelen wordt later dit financiële hoofdstuk beschreven.

 

Voorstel incidenteel nieuw beleid

Naast aangedragen structureel nieuw beleid zoals in de vorige paragraaf behandeld, is er ieder jaar ook sprake van incidenteel nieuw beleid. Dat is dit jaar niet anders. Het betreft hier de volgende zaken:

Omschrijving

Bedrag

Leader

170

Special olympics

28

Uitvoeren uitvoeringsplan sociaal domein

64

Intensiveren uitvoeringsplan sociaal domein

40

Historisch archief voormalige gemeente Ootmarsum

70

KOG - jaarschijf 2021

0

Totale kosten

372

 

De eerste twee posten waren al eerder in beeld maar moeten nog wel worden voorzien van formele besluitvorming. Vandaar dat ze hier en nu worden benoemd maar niet verder worden toegelicht. De bijdrage betreffende de special olympics nationale spelen (SONS) moet (voor een deel) ook daadwerkelijk in 2021 beschikbaar zijn omdat we naar verwachting te maken krijgen met voorbereidingskosten.

 

De laatste vier zaken zijn wel (deels) nieuw ten opzichte van de perspectiefnota en worden daarom toegelicht.

 

Uitvoeringsplan sociaal domein

In samenvattende zin heeft het uitvoeringsplan (en de opgestarte inspanningen) bewezen bij te dragen aan de oorspronkelijke bedoeling (een positieve gezondheid en betaalbare en bereikbare zorg, hulp en ondersteuning voor onze inwoners).

 

Het blijkt echter ook dat de financiering van (de inspanningen uit) het uitvoeringsplan op dit moment onvoldoende is. Zowel om de inspanningen uit het uitvoeringsplan in zijn oorspronkelijke omvang en tempo uit te voeren, maar zeker ook op onderdelen waar intensivering gewenst c.q. noodzakelijk is. Daarnaast zijn er inspanningen die structureel moeten worden geborgd. Het betreft hier feitelijk drie (financiële) uitdagingen:

  1. Extra (incidentele) capaciteit om de inspanningen uit het uitvoeringsplan in zijn oorspronkelijke omvang en tempo uit te voeren.
  2. Extra (incidentele) capaciteit om een aantal inspanningen te kunnen intensiveren.
  3. Structurele borging van gebleken succesvolle inspanning(en). Meegenomen bij structureel nieuw beleid

 

1. Extra (incidentele) capaciteit om de inspanningen uit het uitvoeringsplan in zijn oorspronkelijke omvang en tempo uit te voeren

Als gevolg van de coronacrisis lopen een behoorlijk aantal inspanningen vertraging op (zie hiervoor ook de toelichting op de diverse inspanningen in het tweede programmajournaal 2020, ambitie Inclusieve samenleving), mede omdat de gemeente een groot deel van deze inspanningen samen met partners moet uitvoeren. De prioriteit van die partners (bijv. onderwijs) ligt op dit moment vaak niet bij de inspanningen die in het uitvoeringsplan sociaal domein zijn opgenomen. Dit heeft als gevolg dat de huidige geplande inspanningen opschuiven en dus in een kortere tijd uitgevoerd moeten worden waardoor er een capaciteitsprobleem ontstaat. Daarnaast lopen we op onderdelen aan tegen een capaciteitsprobleem binnen Noaberkracht wegens ziekte van een aantal medewerkers.

 

Door de bovenstaande twee oorzaken ligt er daarom op dit moment een te grote ambitie voor de huidige capaciteit binnen het sociaal domein.

 

Om inderdaad de inspanningen uit het uitvoeringsplan van de gemeente Dinkelland in zijn huidige oorspronkelijke omvang en tempo te kunnen uitvoeren en daarmee de doelen van het uitvoeringsplan binnen de gestelde termijnen te kunnen behalen, is een budget benodigd van € 261.000. Dit benodigde budget kan voor een bedrag van € 150.000 worden gedekt uit de nog resterende incidentele middelen voor het uitvoeringsplan van de gemeenten Dinkelland en Tubbergen.

 

Dit betekent dat voor het ontbrekende bedrag van € 111.000 nog dekking benodigd is. Aandeel Dinkelland € 64.000.

 

2. Extra (incidentele) capaciteit om een aantal inspanningen te kunnen intensiveren

Lokale en landelijke ontwikkelingen vragen om een intensivering van een aantal inspanningen. In de midterm review (MTR) wordt meer aandacht gevraagd voor preventie (o.a. op gebied van overgewicht en genotsmiddelen). De manier waarop wij samenwerken met onze partners en inwoners (MijnDinkelland2030!) biedt kansen om hierop te intensiveren. Dit zal met name plaatsvinden binnen de actielijn Langer gezond. De actielijn “Langer gezond” gaan we dan ook intensiveren door het promoten en concretiseren van positieve gezondheid.

 

Daarnaast zien we op onderdelen een link tussen de verschillende ambities van de gemeente. De sociale hypotheek is een voorbeeld van een koppeling tussen fysieke investeringen en rendement. Om deze integraliteit tussen de ambities meer te benadrukken en ook deze investeringen te kunnen laten bijdragen aan de doelstellingen van het uitvoeringsplan sociaal domein, zal hierop geïntensiveerd moeten worden. In eerste instantie denken wij vooral te moeten inzetten op extra capaciteit om het vorenstaande gedachtengoed “tussen de oren te krijgen”. Wij denken hiervoor voor het komende jaar een halve fte extra nodig te hebben. Dit betekent een extra incidentele kostenpost van € 40.000.

 

Historisch archief voormalige gemeente Ootmarsum

Het archief van de voormalige gemeente Ootmarsum bevindt zich in het gemeentehuis van Dinkelland. Het oudste deel stamt uit 1314. Een deel van het archief bestaat voornamelijk uit handgeschreven stukken op lompenpapier. Een ander deel bestaat 248 charters, opgevouwen in enveloppen in doosjes. De staat van het archief varieert van redelijke tot zeer slechte staat. De stukken zijn niet zuurvrij verpakt en veel stukken vertonen vocht- en schimmelschade en er is veel randschade met andere woorden het  archief is te slecht om nu door burgers te laten inzien.

 

De provinciale archiefinspecteur heeft ons in het kader van het interbestuurlijk toezicht aanbevolen dit kostbare en zeer waardevolle archief te laten restaureren en te digitaliseren om het vervolgens openbaar te maken. Offertes laten zien dat hier ongeveer € 70.000 voor nodig is.

 

Voorgesteld wordt in te stemmen met het aangegeven en toegelichte incidentele nieuw beleid   en de totale kosten hiervan ten bedrage van € 372.000 te dekken uit de reserve incidenteel beschikbare algemene middelen.

 

Wat de gevolgen van deze onttrekking zijn voor de stand van de reserve incidenteel beschikbaar algemene middelen wordt later dit financiële hoofdstuk beschreven.

 

Kwaliteit Openbaar Groen (KOG)

In de raadsvergadering van 29 juni 2020 is het Kwaliteitsplan Openbaar Groen (KOG) Dinkelland 2020-2027 vastgesteld. Dekking voor dit plan is samen met het onderhoud en vervanging van speeltoestellen geregeld in de perspectiefnota 2021. In deze perspectiefnota is namelijk een bedrag van incidenteel € 1,6 miljoen beschikbaar gesteld voor KOG en speeltoestellen voor een periode van ongeveer 4 jaar. Dit incidentele bedrag van € 1,6 miljoen is gestort in een nieuwe bestemmingsreserve “onderhoud en vervanging openbaar groen en speeltoestellen”.  Op deze manier (een nieuwe reserve) wordt de raad in de gelegenheid gesteld om de uitvoering te volgen. Dit betekent echter ook dat de betreffende jaarschijf uit het KOG ieder jaar bij de betreffende jaarbegroting via een raadsbesluit van dekking uit de bestemmingsreserve moet worden voorzien. Dat doen we dus nu.

 

In het vastgestelde uitvoeringsplan KOG is een kostenraming voor de komende 4 jaren in beeld gebracht. Op basis hiervan moet er voor het jaar 2021 een budget van € 479.375 beschikbaar worden gesteld en onttrokken worden uit de nieuw gevormde reserve:

2021

Invalshoek

1e Ambitie(s)

Kostenraming

KOG uitvoeringsprogramma

Leefbaarheid, biodiversiteit

429.375

Aansluiten civieltechnische projecten

Biodiversiteit, klimaatadaptatie

50.000

Totaal 2021

479.375

 

Voorgesteld wordt in te stemmen met de uitvoering van de jaarschijf 2021 uit het KOG en de kosten daarvan ten bedrage van € 479.375 te onttrekken aan de bestemmingsreserve onderhoud en vervanging openbaar groen en speeltoestellen.

Lokale lasten

Terug naar navigatie - Lokale lasten

In dit onderdeel 'Lokale lasten' geven we in het kort een overzicht van de gevolgen van de besluitvorming uit deze concept begroting voor de verschillende tarieven die van belang zijn voor de lokale lasten(druk).

 

In meerjarig perspectief gaan we op basis van bestaand beleid uit van een meerjarige indexering van de ozb opbrengsten die moet leiden tot een jaarlijkse meeropbrengst van 2% per jaar (exclusief areaalaanpassing). Dit betekent dat de onroerende zaakbelasting  voor een woning met een gemiddelde woningwaarde van € 250.000 stijgt van € 388,50 in 2020 naar een bedrag van  € 396,00 in 2021.

 

Voor de afvaltarieven hanteren we op basis van bestaand beleid 100% kostendekkendheid. Dat wil zeggen dat we de kosten die we maken voor de afvalinzameling en afvalverwerking doorberekenen in de tarieven. Voor het jaar 2021 zijn de verschillende tarieven als volgt vastgesteld:

Vastrecht €98
Bedrag per lediging grote bak €10,60
Bedrag per lediging kleine bak €6,50
Chipkaart lediging verzamelcontainer (bovengronds) €0,85
Chipkaart lediging verzamelcontainer (ondergronds) €1,20

 

De verhoging van het vastrecht met € 10 (van € 88 naar € 98) is een gevolg van hogere lasten en lagere inkomsten binnen het product afval. Vooral de problematiek van “vervuild” PMD wat afgekeurd wordt speelt ons parten. De afgekeurde PMD moet worden verwerkt als restafval wat hogere kosten met zich meebrengt. Als gevolg van deze afkeuring missen we ook de opbrengsten van “goedgekeurd” PMD. Daarnaast zorgen ook de ontwikkelingen van de papierinzameling voor tegenvallers binnen het product afval. Lagere inkomsten door de lagere papierprijs en hogere inzamelingskosten. De kosten van heffing en invordering door Noaberkracht pakken daarentegen lager uit dan voorgaande jaren. Omdat we kansen zien om het vervuilde en afgekeurde PMD terug te dringen merken we een deel van de hogere kosten en lagere inkomsten als incidenteel aan en dekken we deze uit de voorziening afval. Het gaat hier om een bedrag van ongeveer € 25.000.

 

Voorgesteld wordt in te stemmen met de verhoging van het vastrecht met € 10 per aansluiting en een onttrekking aan de voorziening afval van € 25.000.

 

De hoogte van het rioolrecht is  gebaseerd op het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2019-2023. Belangrijke input voor dit nieuwe GRP zijn de gevolgen van de zogenaamde klimaatadaptie. Tijdens een aantal informele en informatieve bijeenkomsten zijn de leden van de gemeenteraad hierover geïnformeerd. Tijdens deze bijeenkomsten is duidelijk geworden dat de gevolgen van de klimaatadaptie de nodige inspanningen en investeringen gaan vergen die ook geld gaan kosten en dus doorwerken in de tarieven. Een eerste inschatting gaat uit van een extra kostenpost vanaf 2019 van € 700.000.  We kiezen er voor deze kosten in afwachting van meer duidelijkheid  nog niet door te berekenen in het tarief aan de burger. Dit is ook mogelijk omdat we beschikken over een specifieke reserve riool. Ook de inflatiecorrectie van 1,1% laten we in afwachting van meer duidelijkheid achterwege.

 

Voorgesteld wordt de hoogte van het rioolrecht voor het jaar 2021 ongewijzigd te laten ten opzichte van het jaar 2020.

 

Samenvattend ontstaat het volgende beeld van de verschillende tarieven en de lokale lastendruk voor het jaar 2021:

 

2018

2019

2020

2021

Verschil 2020-2021

 

 

 

 

 

in €

in %

OZB (woning € 250.000)

€ 381,00

€ 381,00

€ 388,50

€ 396,00

€ 7,50

1,93%

Rioolrecht eigenaar

€ 262,20

€ 265,60

€ 265,60

€ 265,60

€ 0,00

0,00%

Afval

 

 

 

 

 

 

 - Vastrecht

€ 88,00

€ 88,00

€ 88,00

€ 98,00

€ 10,00

11,36%

 

 

 

 

 

 

 

Totaal

€ 731,20

€ 734,60

€ 742,10

€ 759,60

€ 17,50

2,36%

5. Incidenteel beschikbare middelen waaronder de (belangrijkste) reserves

Incidenteel beschikbare middelen waaronder de (belangrijkste) reserves

Terug naar navigatie - Incidenteel beschikbare middelen waaronder de (belangrijkste) reserves

In deze paragraaf treft u een overzicht aan van onze beschikbare algemene incidentele middelen. Hierbij is rekening  gehouden met de voorstellen zoals die eerder in dit hoofdstuk zijn gedaan. Voor een totaal overzicht van al onze reserves (en voorzieningen) verwijzen wij u naar het overzicht reserves en voorzieningen dat als bijlage bij deze begroting is opgenomen. In dit totale overzicht zijn ook de reserves (en voorzieningen) opgenomen die op grond van eerdere besluitvorming door uw raad al van een bestemming zijn voorzien.

 

We beginnen echter met de zogenaamde programmagelden (project en procesgelden) voor de verschillende uitdagingen.

 

Programmagelden duurzaamheid

In het raadsperspectief 2021 is aangegeven dat we nog een bedrag aan programmagelden duurzaamheid beschikbaar is van € 1.583.000. Inmiddels hebben daar de volgende mutaties op plaatsgevonden:

 

Toevoeging van de taakmutaties klimaatmiddelen vanuit de “algemene uitkering”

Transitievisie warmte (er is een deel naar Noaberkracht gegaan) + €147.000
Wjkaanpak + €10.000
Energieloketten + €25.000

 

Uitgaven

Inhuur externe expertise - €11.000

 

Verplichtingen

Extra kosten motie "verduurzaming scholen" - €34.000

 

Totaal mutaties + €137.000

 

Hierna is het beschikbare bedrag € 1.720.000

 

Daarnaast blijkt een aantal budgetten die eerder ten laste van de middelen voor duurzaamheid zijn gebracht niet volledig te worden aangewend. Deze vloeien dus weer terug naar de programmagelden. Het betreft hier de volgende budgetten voor een totaal bedrag van € 59.000:

Bestaande woningbouw wijkgericht gasloos maken €34.000
Met Losser Oldenzaal en Tubbergen invulling geven aan grootschalige energietransitie €4.000
Informatieverstrekking en advisering op maat €11.000
Quick wins €10.000

 

Na herschikking van budgetten resteert er aan programmagelden Duurzaamheid een ruimte van € 1.779.000 voor eventuele initiatieven.

 

Conform het aangenomen amendement dekking programma duurzaamheid voor 2 jaar wordt een bedrag van € 264.000 onttrokken aan deze programmamiddelen. Hierna resteert een bedrag aan programmamiddelen duurzaamheid van €  1.515.00.

 

Project- en procesgelden maatschappelijk vastgoed in relatie tot demografie

In de “Perspectiefnota 2021 (inclusief eerste programmajournaal 2020)” is aangegeven dat “na verplichtingen” nog een bedrag van € 62.000 resteerde aan programmagelden maatschappelijk vastgoed (project- en procesgeld). Tijdens het opstellen van deze begroting is de status hiervan ongewijzigd.

 

Project- en procesgelden inbreiding voor uitbreiding

In de “Perspectiefnota 2021 (inclusief eerste programmajournaal 2020)” is aangegeven dat “na verplichtingen” nog een bedrag van €1.119.000 resteerde aan programmagelden inbreiding voor uitbreiding (project- en procesgeld). Tijdens het opstellen van deze begroting is de status hiervan ongewijzigd.

 

Daarnaast is er het beschikbaar gestelde bedrag van €500.000 voor de “stimuleringsregeling binnenstedelijke vernieuwing”. Dit bedrag voor de stimuleringsregeling is nog volledig intact.

 

Weerstandsvermogen (de algemene reserve)

Evenals voorgaande jaren blijven we in de begroting 2021 uitgaan van de vastgestelde ratio weerstandscapaciteit van 1,4. Deze ratio komt overeen met een benodigde en beschikbare weerstandscapaciteit van € 3.780.000. Dit is ruim € 1,2 miljoen lager dan de afgelopen jaren en dus ook lager dan waar we in de perspectiefnota 2021 rekening mee hebben gehouden. Belangrijkste reden voor deze lagere benodigde weerstandscapaciteit is het feit dat we het risico ”het niet kunnen verkopen van gemeentelijke vestgoed” fors naar beneden konden bijstellen om de simpele reden dat we de afgelopen tijd, conform afspraak, veel van ons vastgoed hebben verkocht. We lopen dus ook minder risico.

 

Daarnaast hebben zich na het vaststellen van de perspectiefnota 2021 aantal mutaties voorgedaan die we nu in beeld brengen.

 

Algemene reserve

x € 1.000

Stand perspectiefnota

        5.040

Bij: correcties Corona

        1.052

Bij: winstnemingen grondcomplexen 

           236

Bij: saldo 2e PJ 2020

           662

Herziene stand algemene reserve

        6.990

Ratio 1,4

        3.780

Surplus

        3.210

 

Conform bestaand beleid hevelen we het surplus (het deel boven de ratio van 1,4) van de algemene reserve over naar de reserve incidenteel beschikbare algemene middelen.

 

Voorgesteld wordt in te stemmen met de herziene stand van de algemene reserve en het surplus boven de vastgestelde ratio van 1,4 ten bedrage van € 3.210.000 over te hevelen naar de reserve incidenteel beschikbare algemene middelen.

 

Reserve riool

In de begroting 2017 is een incidenteel bedrag van € 2 miljoen beschikbaar gesteld om de gevolgen van de klimatologische omstandigheden (deels) op te vangen. Aangegeven is dat deze reservering wordt betrokken bij het opstellen van het nieuwe Gemeentelijke Riolerings Plan (behandeling gemeenteraad november 2018. Tijdens deze behandeling is heel nadrukkelijk de link gelegd met de zogenaamde “stress tests” die eind 2019 is uitgevoerd. De eerste uitkomsten van deze “stress tests” geven een beeld van de noodzakelijke investeringen aan het rioolstelstel. De ruimte in het tarief en de middelen in deze reserve maken dat tariefstijgingen de komende jaren, anders dan de reguliere indexering volgens het CBS, achterwege kunnen blijven.


Extra weerstandsvermogen sociaal domein

We hebben in de begroting 2020 nog de beschikking over een bedrag aan extra weerstandsvermogen Sociaal Domein van € 450.000. Naast het opvangen van mogelijke risico’s als gevolg van de uitvoering van het bestaande beleid binnen het sociaal domein is deze reserve ook bedoeld om eventuele faseringsverschillen in de realisatie van het uitvoeringsplan sociaal domein te kunnen opvangen.

 

Reserve incidenteel beschikbare algemene middelen

In de perspectiefnota 2021 hebben we aangegeven dat we, rekening houdend met de voorstellen uit die perspectiefnota, nog de beschikking hebben over een reserve incidenteel beschikbare algemene middelen van € 2,55 miljoen.

 

Voor de duidelijkheid en volledigheid: in dit bedrag aan echte incidentele vrije ruimte is reeds rekening gehouden met de voorlopige reservering voor de nieuwe leaderperiode (€ 170.000) en de eenmalige bijdrage voor de special olympics (€ 28.000). Deze beide intensiveringen moeten echter nog wel van formele besluitvorming worden voorzien vandaar dat ze specifiek zijn ogenomen in de paragraaf incidenteel nieuw beleid eerder dit hoofdstuk.

 

Na vaststelling van de perspectiefnota hebben zich aantal mutaties voorgedaan die we nu in beeld brengen.

 

RIBAM

x € 1.000

Stand perspectiefnota

        2.553

Bij: surplus algemene reserve

        3.210

Bij: 2e PJ 2020 Dusinksweg

           893

Herziene stand

        6.656

 

 

 - Nieuw beleid 2 jaar

          -734

 - Nieuw beleid incidenteel

          -174

Totaal nieuw beleid

          -908

 

 

Herziene stand na nieuw beleid

        5.748

Totaaloverzicht beschikbare algemene incidentele middelen

Terug naar navigatie - Totaaloverzicht beschikbare algemene incidentele middelen

In deze paragraaf treft u een overzicht aan van de beschikbare algemene incidentele middelen. Hierbij is rekening gehouden met de verschillende voorstellen en denkrichtingen die in deze begroting  zijn gedaan.

 

Beschikbare algemene incidentele middelen

Miljoen €

 - Weerstandcapaciteit ratio 1,4 (algemene reserve en reserve grondbedrijf)

          3,78

 - Extra weerstandsvermogen Sociaal Domein

          0,45

 - Reserve Riool

          2,00

 - Project- en procesgelden duurzaamheid (inclusief energietransitie)

          1,52

 - Project- en procesgelden maatschappelijk vastgoed in relatie tot demografie

          0,06

- Project- en procesgelden inbreiding voor uitbreiding

1,11

- Reserve incidenteel beschikbare algemene middelen

6,01

Totaal Beschikbare algemene incidentele middelen

14,93