In deze paragraaf treft u een overzicht aan van de verschillende mutaties op basis van bestaand beleid. Dit kunnen autonome ontwikkelingen zijn of zaken waarover reeds besluitvorming heeft plaatsgevonden.
Mutaties bestaand beleid
|
2021
|
2022
|
2023
|
2024
|
Mei circulaire 2020
|
|
|
|
|
- Hogere algemene uitkering
|
400
|
616
|
348
|
73
|
- Inburgering
|
-33
|
-74
|
-82
|
-82
|
- Participatie
|
-45
|
-35
|
-31
|
-36
|
- Voogdij / 18+
|
-
|
-1
|
-1
|
-1
|
Nagekomen mutaties maatstaven
|
200
|
200
|
200
|
200
|
Loon en prijsbijstelling sociaal domein
|
|
|
|
|
- Maatschappelijke opvang
|
-25
|
-25
|
-25
|
-25
|
- Vrouwenopvang
|
-7
|
-7
|
-7
|
-7
|
- Algemeen
|
-200
|
-200
|
-200
|
-200
|
Stelpost samen scholen
|
-
|
150
|
-
|
-
|
Lagere doorbelasting Noaberkracht
|
28
|
28
|
28
|
28
|
OZB
|
65
|
66
|
67
|
68
|
Omgevings Dienst Twente (ODT)
|
-236
|
-236
|
-236
|
-236
|
Sociaal Domein
|
-422
|
-383
|
-366
|
-363
|
Sociaal Domein - corona t.l.v. stelpost
|
97
|
42
|
42
|
42
|
Overige kleinere mutaties
|
28
|
33
|
67
|
69
|
Totaal mutaties bestaand beleid
|
-150
|
174
|
-196
|
-470
|
Mei circulaire 2020 - Algemene uitkering
De hogere inkomsten zijn een gevolg van hogere accressen (ontwikkeling van de rijksuitgaven), incidentele compensatie BTW Compensatiefonds (BCF) en mutaties in eenheden en gewichten (aantal inwoners, aantal bijstandsontvangers, etc.). De voorlopige belastingcapaciteit 2020 zorgt voor een verlaging van de algemene uitkering, omdat de gemeentelijke belastingcapaciteit is toegenomen (hogere WOZ-waarden).
Het saldo van de hogere algemene uitkering is geen pure “winst”. We dienen rekening te houden met de taakmutaties die benoemd zijn door het rijk. Taakmutaties zijn middelen die met een bepaald oogmerk aan het gemeentefonds zijn toegevoegd of onttrokken, maar waar geen bestedingsverplichting aan ten grondslag ligt. Wanneer ze nieuw zijn worden ze eenmalig afzonderlijk benoemd om inzicht te creëren waaraan het rijk meer of minder geld gaat besteden. Maar het uitgangspunt van de gehele algemene uitkering is en blijft dat de middelen vrij aanwendbaar zijn. Binnen de gemeente Dinkelland kennen we de lijn dat voor deze taakmutaties een stelpost wordt opgenomen in afwachting van te ontwikkelen beleid. Zodra door college en raad wordt ingestemd met het ontwikkelde beleid kan een beroep worden gedaan op deze stelpost(en). Indien ervoor wordt gekozen geen beleid te ontwikkelen dan kan de stelpost vrijvallen ten gunste van de algemene middelen of en laste worden gebracht.
De taakmutaties die in de meicirculaire 2020 zijn benoemd en die van toepassing zijn op de gemeente Dinkelland zijn:
Taakmutatie Inburgering
Per 1 juli 2021 treedt de Wet Inburgering in werking. Zowel de incidentele bijdrage in de invoeringskosten als de structurele bijdrage in de uitvoeringskosten wordt verstrekt via een integratie-uitkering. De benodigde middelen voor de kosten van inburgeringsvoorzieningen worden verstrekt via een specifieke uitkering van het Ministerie van SZW. Het bedrag dat gemeenten in 2020 ontvangen betreft de incidentele bijdrage in de invoeringskosten en wordt over gemeenten verdeeld op basis van het aantal inwoners. De bedragen die gemeenten vanaf 2021 ontvangen betreffen de structurele bijdrage in de uitvoeringskosten. De verdeling van de integratie-uitkering zal naar verwachting in de decembercirculaire 2020 worden bijgesteld, als van zowel het aantal inwoners als het aantal personen met een niet- westerse migratieachtergrond nieuwe gegevens voorhanden zijn.
Taakmutatie Participatie
De omvang van de integratie-uitkering Participatie wijzigt door de toekenning van de loon- en
prijsbijstelling 2020. De Wsw-middelen zijn geactualiseerd. Deze is gebaseerd op de gerealiseerde omvang van de sociale werkplaatspopulatie (gemeten in standaardeenheden (SE) per betalende gemeente) zoals we die kennen uit het voorgaande jaar en een inschatting van de blijfkansen in de sociale werkplaats. De Wsw-verdeling vanaf 2020 is geactualiseerd met de realisaties van het gemiddeld aantal SE in 2019 en de blijfkansen voor de jaren 2020 en verder.
Daarnaast is sprake van wijzigingen in de verdeling van de integratie-uitkering door aanpassing van de drempelbedragen in de verdeling van de middelen Nieuwe begeleiding. De drempelbedragen zijn in deze circulaire geïndexeerd vanwege de loon- en prijsbijstelling en zijn € 9.000 in 2020 en € 7.700 vanaf 2021. De drempelbedragen geven weer wat het gemiddelde bedrag is dat in het betreffende jaar beschikbaar is voor de begeleiding van beschut werk. Iedere gemeente ontvangt ten minste budget voor de financiering van de begeleiding van één beschutte werkplek.
Taakmutatie Voogdij/18+
De integratie-uitkering Voogdij/18+ kent een systematiek waarbij op basis van historisch zorggebruik (t-2) per gemeente gemiddelde dagprijzen (p) worden vermenigvuldigd met het aantal zorgdagen (q). Daarmee wordt – ondanks de beperking van gegevens die twee jaar terug gaan - zo goed mogelijk aangesloten bij de actuele kostenverschillen tussen gemeenten. Er zijn nieuwe gegevens (jaar 2019) over voogdij/18+ beschikbaar welke gebruikt zijn voor de verdeling van de bedragen voor 2021. Zoals gebruikelijk zijn deze nieuwe gegevens ook doorgetrokken in latere jaren. In de nieuwe bedragen per gemeente is rekening gehouden met de loon- en prijsbijstelling 2020.
Door het gebruik van actuele gegevens en een reservering in verband met afgesproken compensatieregelingen neemt de integratie-uitkering Voogdij/18+ vanaf uitkeringsjaar 2021 met structureel € 38,154 miljoen toe. Deze toename kan grotendeels worden gedekt met de toevoeging van de loon- en prijsbijstelling 2020 aan deze integratie-uitkering. Het verschil van € 17,775 miljoen wordt zoals gebruikelijk onttrokken aan de algemene uitkering, subcluster Jeugdhulp. Vandaar het geringe effect in de jaren 2021 en verder.
Nagekomen mutaties maatstaven
Na ontvangst en analyse van de mei circulaire 2020 heeft het Rijk een aantal maatstaven aan de hand waarvan de algemene uitkering wordt berekend bijgesteld. Dit betekent voor onze gemeente een hogere algemene uitkering.
Taakmutatie loon- en prijsbijstelling sociaal domein:
In de meicirculaire 2018 is met ingang van uitkeringsjaar 2019 ± € 7 miljard overgeheveld van de integratie-uitkering sociaal domein naar de algemene uitkering. Voor 2019 is in de meicirculaire van vorig jaar over dat bedrag nog één keer een aparte Loon-Prijs-mutatie (LPO) verstrekt. In deze meicirculaire 2020 gebeurt dat niet meer voor uitkeringsjaar 2020 en volgende. De gemeenten moeten zich redden met het accres. Dat kan ook omdat de uitkeringsbasis 2019 (T-1) waar het accres over wordt berekend met voornoemde € 7 miljard is toegenomen, zodat in absolute cijfers het accres is toegenomen.
Dit betekent dat de loon- en prijsbijstelling voor het sociaal domein uit de hogere algemene uitkering van deze meicirculaire 2020 betaald moet worden. Om dus de balans te behouden moet tegelijk met de hogere inkomsten ook de hogere uitgaven worden geraamd, anders reken je je rijk. Structureel wordt rekening gehouden met € 200.000 vanaf 2021. Het jaar 2020 is reeds geraamd in de begroting 2020.
Daarnaast speelt m.i.v. 2021 voor het eerst de doorbetaling van de loon- en prijsbijstelling uit het accres aan de centrumgemeenten voor maatschappelijke opvang (€ 25.000 jaarlijks) en vrouwenopvang (€ 7.000 jaarlijks).
Stelpost samen Scholen
De verwachting is op dit moment niet dat eventuele investeringen in de basisscholen in Denekamp zullen leiden tot boekwaarden per 1 januari 2022 waarop moet worden afgeschreven. Dit betekent dat de geraamde structurele stelpost van € 150.000 voor het jaar 2022 op incidentele basis kan komen te vervallen. De structurele ruimte blijft uiteraard wel gereserveerd.
Lagere doorbelasting Noaberkracht
De formatie bij team belastingen is eind 2020 met 1,7 fte afgenomen. Het voordeel van deze besparing is vanaf het jaar 2021 volledig ten gunste van Noaberkracht gekomen. Echter worden er door deze besparing ook minder uren besteed aan specifieke producten en raakt de besparing op deze manier de gemeentebegroting. Dat betreffende deel van het voordeel dat behaald wordt zal daarom vanaf het jaar 2021 ten gunste van de beide deelnemende gemeenten moeten komen. Het betreft hier een bedrag van € 50.000. Voordeel voor de gemeente Dinkelland € 28.000.
OZB
De verwachte inkomst onroerendezaakbelasting valt in 2021 hoger uit dan oorspronkelijk begroot. In het tweede programmajournaal van 2020 is toegelicht dat de inkomst onroerendezaakbelasting voor 2020 hoger was dan begroot en dat de inkomst naar boven bijgesteld werd. Aangezien de inkomst 2020 de basis is voor de berekening van de inkomst voor 2021, valt deze inkomst ook meerjarig hoger uit dan in eerste instantie gedacht. Hierdoor ontstaat een totaal voordeel op de onroerendezaakbelasting van € 65.124 in 2021.
OmgevingsDienst Twente (ODT)
Vanaf 1 januari 2019 draagt de Omgevingsdienst Twente (ODT) zorg voor de uitvoering van milieutaken voor zover deze betrekking hebben op taken die behoren tot de zogenoemde variant 4. Bij de start van de omgevingsdienst is afgesproken dat de inbreng van middelen bij de dienst wordt gebaseerd op de werkelijk beschikbare formatie (peiljaar 2017).
De eerste jaren werkt de ODT met een zogenoemde inputfinanciering. Hierbij wordt de jaarlijkse bijdrage bepaald aan de hand van de ingebrachte formatie. Vervolgens wordt op basis van een jaarplan inzicht gegeven in de verwachtte uitvraag voor dat jaar. Deze jaarplanning wordt doorgerekend op basis van het verwachtte aantal producten en de indicatieve normuren (Twentse norm). De afrekening vindt achteraf plaats op basis van werkelijk bestede uren door de ODT. Voor Noaberkracht betekent dit dat de berekende benodigde formatie jaarlijks meer bedraagt dan er aan formatie beschikbaar is gesteld.
Uit de Q2 rapportage van de ODT blijkt dat voor 2020 reeds 80% van de ingebrachte uren zijn gebruikt. Er zijn voor 2020 onvoldoende middelen beschikbaar om alle werkzaamheden te kunnen uitvoeren. Hierbij is uitgegaan van de huidige inzet, de werkvoorraad die nog bij de ODT ligt en de verwachting van een verdere uitvraag over 2020.
De ODT heeft een prognose gemaakt welke producten zij over 2020 nog verwachten te kunnen leveren (mits er voldoende middelen beschikbaar worden gesteld). Hierbij wordt er vanuit gegaan dat voor toezicht circa 2/3 van de geplande controles kan worden uitgevoerd. Op basis van deze prognose wordt verwacht dat de benodigde uren voor 2020 moet worden bijgesteld naar 13.974 uren. De oorspronkelijke planning gaat uit van 11.892 benodigde uren terwijl in werkelijkheid 9.269 uren beschikbaar zijn.
Dit betekent dat het verschil tussen de ingebrachte middelen en de verwachte inzet voor 2020 op basis van de indicatieve uren toeneemt van 2.623 naar 4.705 uur. Dit tekort komt overeen met een bedrag van circa 385.000 euro. Op basis van de verdeelsleutel gaat het om een bedrag van circa 217.000 voor Dinkelland over 2020. Hiervan is circa 1.500 uur (123.000 euro) incidenteel om achterstanden ten aanzien van vergunningverlening/meldingen weg te werken.
|
Beschikbaar 2020 |
UP2020 |
Prognose 2020 |
Waarvan incidenteel |
Structureel |
Vergunningen |
2.511 |
5.515 |
6.556 |
1.500 |
5.000 |
Toezicht |
4.710 |
5.321 |
5.222 |
|
6.650 |
Handhaving |
1.065 |
282 |
1.260 |
|
1.746 |
Advies |
983 |
774 |
936 |
|
983 |
Projecten |
|
|
|
|
|
Totaal |
9.269 |
11.892 |
13.974 |
1.500 |
14.379 |
Toename uitvraag ODT
Oorzaak toename, samengevat:
- Toename aantal bodemmeldingen
- Introductie vormvrije MER beoordeling
- Toename aantal administratieve controles, controles bodemmeldingen en klachten
- Uren benodigd voor projecten, niet ingebracht
- Toename aantal handhavingszaken
- Uitvoering strafrechtelijke onderzoeken door eigen BOA
- Toename van uren per product is incl. indirecte uren als administratie, planning en coördinatie; de inbreng betrof alleen directe uren
Toelichting
Toename uitvraag ODT
In vergelijking met het peiljaar 2017 is er een toename te zien van het aantal producten dat bij de ODT wordt uitgevraagd zodat structureel meer middelen nodig zijn.
Vergunning
Bij vergunningverlening wordt de toename met name veroorzaakt door het aantal bodemmeldingen en vormvrije mer beoordelingen. In de loop van 2017 is het instrument van de vormvrije mer-beoordeling geïntroduceerd. Hiervoor waren destijds geen uren beschikbaar. Ten opzichte van 2017 neemt de uitvraag toe van circa 4.100 naar 5.000 uur. De beschikbare formatie bedraagt 2.511 uur.
Toezicht & Handhaving
Voor toezicht is sprake van een toename van het aantal administratieve controles, controles bodemmeldingen en klachten. Verder zijn er geen uren beschikbaar voor het uitvoeren van projecten. Binnen Noaberkracht werden projecten uitgevoerd binnen de uren die vrij kwamen door de zelfcontroles bij de rundveehouderijen. De prognose is dat het project energie in 2020 ca 600 uur vergt. Ook in de komende jaren zullen uren moeten worden gereserveerd voor projecten.
Als de ODT het UP2020 zou uitvoeren, rekening houdend met projecten en toename van de producten neemt de uitvraag ten opzichte van het peiljaar 2017 toe van 4.710 naar circa 6.650 uur.
Voor handhaving is sprake van een toename van het aantal zaken. In meer gevallen dan voorheen wordt een last onder dwangsom opgelegd. Ook worden strafrechtelijke onderzoeken door de BOA van de ODT uitgevoerd waar voorheen dit in samenwerking met de milieupolitie werd opgepakt.
Wanneer het aantal controles conform het uitvoeringsprogramma wordt uitgevoerd zal ook het aantal handhavingszaken toenemen. Verder wordt regiobreed een trend zichtbaar dat de ODT op basis van de Landelijke Handhaving Strategie sneller overgaat tot de volgende stap in handhaving. Als gevolg hiervan moet rekening worden gehouden met toename van de structurele inzet van 1.065 naar 1.746 uur.
Advies
Voor Advies blijft de uitvraag binnen de beschikbare formatie van 983 uur.
Totaal
Het uitgaan van de werkelijk benodigde structurele aantal uren van 14.379 afgezet tegen de ingebrachte uren van 9.269 betekent een toename van 5.110 uur. In geld komt dit neer op een bedrag van € 419.000. Het aandeel Dinkelland hierin bedraagt € 236.000 structureel
Verschil tussen de werkelijk bestede uren en de beschikbare uren?
De bepaling van de beschikbare formatie voor de taken die zijn overgegaan naar de ODT is gebaseerd op historische cijfers, inschattingen en de Producten en Diensten Catalogus (PDC) 5.0. Deze PDC werd door de netwerk RUD gebruikt om producten onderling af te rekenen en hadden uitsluitend betrekking op de uren in verband met de inhoudelijke toetsing/uitvoering van een product. Voor zover producten binnen de netwerk RUD werden uitgevoerd is de formatie bepaald aan de hand van de PDC 5.0. Voor taken van vergunningverlening die binnen Noaberkracht werden uitgevoerd is uitgegaan van de werkelijke beschikbare formatie, welke lager lagen dan de PDC5.0.
In voorbereiding op de ODT heeft de ODT een indicatieve norm opgesteld. Een belangrijk verschil is dat de PDC 5.0 uitsluitend betrekking heeft op de inhoudelijke toetsing/uitvoering van een product terwijl de indicatieve norm het totaal betreft van de uren die nodig zijn om het product te leveren vanuit het primaire proces. De indicatieve norm bevat ook uren voor administratie, planning en coördinatie. en projectmatige voorbereiding van landelijke projecten zoals bv stoppersregeling ammoniak, informatieplicht energie, luchtwassers en ketentoezicht.
Bij het bepalen van de beschikbare formatie is uitsluitend rekening gehouden met de uren voor inhoudelijke toetsing/uitvoering van de producten. Dit verklaard deels het verschil tussen de werkelijk bestede uren en de beschikbare uren.
Verschil tussen de werkelijk bestede uren en de uren gebaseerd op de Twentse norm.
Voorafgaande aan de start van de ODT is de Twentse norm opgesteld. Hierbij is gebruik gemaakt van ervaringen bij andere Omgevingsdiensten en beschikbare kengetallen. Deze Twentse norm is door het Algemeen Bestuur van de ODT als indicator voor de dienstverlening vastgesteld waarbij de ODT de opdracht heeft gekregen deze te evalueren.
Op dit moment is het nog niet mogelijk om een sluitende verklaring te geven voor het verschil tussen de werkelijke urenbesteding en de berekende uren op basis van de Twentse norm. Zodra de evaluatie is uitgevoerd zal hierover meer duidelijkheid kunnen worden gegeven.
Mutaties Sociaal Domein Dinkelland
Hieronder het totaaloverzicht van alle mutaties binnen het programma onderwijs, sport, cultuur & sociaal domein (basisbegroting) begroting 2021. De mutaties zijn als gevolg van autonome ontwikkelingen of corona-gerelateerd en zijn veelal doorwerkingen uit het tweede programmajournaal 2020. Daarnaast is loon- en prijsindexatie van toepassing voor het jaar 2021.
(bedragen x € 1.000)
|
2021
|
2022
|
2023
|
2024
|
Leerlingenvervoer
|
-23
|
-23
|
-23
|
-23
|
Kinderopvang
|
-10
|
0
|
0
|
0
|
Vrij toegankelijke voorzieningen
|
-10
|
-10
|
-10
|
-10
|
Bijstand – corona
|
-87
|
-42
|
-42
|
-42
|
Bijstand – autonoom
|
-60
|
-60
|
-60
|
-60
|
Sociale werkvoorziening
|
144
|
127
|
145
|
147
|
Abonnementen SD
|
-6
|
-6
|
-6
|
-6
|
Vrouwenopvang/Maatschappelijke opvang
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Hulpmiddelen/trapliften/woningaanpassingen
|
-63
|
-63
|
-63
|
-63
|
Huishoudelijke ondersteuning
|
-42
|
-42
|
-42
|
-42
|
Vervoer dagbesteding
|
55
|
55
|
55
|
55
|
Wmo ondersteuning individueel
|
-46
|
-46
|
-46
|
-46
|
Wmo ondersteuning groep
|
144
|
144
|
144
|
144
|
Jeugdzorg
|
-416
|
-416
|
-416
|
-416
|
Kleine verschillen
|
-4
|
-3
|
-3
|
-3
|
Uitvoeringsplan
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Totaal mutaties
|
-422
|
-383
|
-366
|
-363
|
Leerlingenvervoer (€ 23.000 nadeel)
Er is op dit moment geen aanleiding om de meerjarenraming voor het leerlingenvervoer bij te stellen. De geldende indexatie (NEA-index) voor het jaar 2021 is op dit moment nog niet bekend, er wordt vooralsnog rekening gehouden met 3%. Dit zorgt voor een structureel nadeel van € 23.000.
Kinderopvang (€ 10.000 nadeel)
Dit betreffen de kosten voor de inspecties van de kinderopvangcentra. De inspecties worden uitgevoerd door de GGD Twente. De inspecties die in 2020 niet zijn ingevoerd als gevolg van het coronavirus worden in 2021 ingehaald. Dit zorgt voor een incidenteel nadeel van € 10.000.
Heroriëntatie vrij toegankelijke voorzieningen (€ 10.000 nadeel)
Dit betreft de indexatie van het budget voor vrij toegankelijke voorzieningen (o.a. Stichting Welzijn Tubbergen Dinkelland, Wijkracht).
Bijstandsuitkeringen (€ 147.000 nadeel in 2021; € 102.000 nadeel in 2022 en verder)
WWB, IOAW en IOAZ
In het tweede programmajournaal 2020 hebben we de verwachting uitgesproken dat er een instroom zal zijn in de bijstandsuitkeringen op grond van de WWB, IOAZ en IOAZ van ca. 15 uitkeringen. De verwachting is dat deze instroom gedurende het jaar 2020 in het cliëntenbestand zal blijven en dat vanaf 2021 gefaseerde uitstroom zal gaan plaatsvinden. Daarnaast is de prognose voor de hoogte van de uitkering per uitkeringsgerechtigde in 2020 hoger dan de raming. De aannames met betrekking tot de gefaseerde uitstroom en het prijsverschil leiden tot een negatieve bijstelling van de raming van € 87.000 in 2021 tot € 42.000 in 2022 en verder. Deze bijstelling is corona-gerelateerd.
Bbz starters en gevestigden
Op basis van de aantallen trajecten in 2020 zien we een lichte daling van de aantallen trajecten levensonderhoud gevestigde ondernemers, dit zorgt voor een structureel voordeel van € 10.000.
Loonkostensubsidies
In 2020 is een forse toename waargenomen in de uitgaven met betrekking tot de loonkostensubsidies garantiebanen (gemiddeld € 25.000 per maand t.o.v. € 19.000 in 2019). Deze toename wordt veroorzaakt door een stijging van het aantal inwoners in deze doelgroep. De doelgroep zou voor het op slot gaan van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) heen in de Wsw terecht zijn gekomen. De verwachting is dat dit een structurele ontwikkeling is, dit zorgt voor een nadeel van € 70.000 per jaar.
Nieuw Beschut
Het is nog niet bekend wat de taakstelling voor de gemeente Dinkelland met betrekking tot nieuw beschut zal zijn in 2021. In 2020 heeft de gemeente een extra taakstelling gekregen van één persoon, de huidige taakstelling is 5 personen. Deze taakstelling is gerealiseerd en de raming hiervoor blijft gehandhaafd.
Gebundelde uitkering (BUIG)
In oktober ontvangt de gemeente Dinkelland van het Rijk bericht over de definitieve budgetten 2020. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft aangegeven dat bij het vaststellen van deze definitieve budgetten, rekening zal worden gehouden met de dan actuele conjuncturele situatie. Wat deze toezegging precies betekent is op dit moment niet duidelijk. SZW zou kunnen vasthouden aan de normale procedure en de definitieve budgetten in oktober vaststellen op basis van de te zijner tijd actuele realisaties en de dan actuele CPB-werkloosheidsramingen. Het is de vraag hoeveel onzekerheid deze CPB-ramingen op dat moment nog zullen bevatten. Hoe groter de onzekerheid in deze ramingen, hoe groter het risico voor de gemeente Dinkelland. Daarom worden de nader voorlopige budgetten 2020 vooralsnog niet verwerkt in het meerjarig saldo van de gemeente Dinkelland, maar worden de bekendmakingen in oktober afgewacht. Dan zullen ook de voorlopige budgetten 2021 bekend worden gemaakt.
Sociale werkvoorziening (€ 144.00 voordeel 2021; € 127.000 voordeel 2022; € 144.000 voordeel 2023; € 147.000 voordeel 2024 en € 212.000 voordeel 2025)
Rijksvergoeding
In de meicirculaire 2020 zijn de bijgestelde subsidiebedragen per arbeidsjaar bekend gemaakt evenals het verwachte aantal arbeidsjaren (en dus de geprognotiseerde uitstroom) waar het Rijk mee rekent. De term arbeidsjaar geeft de subsidie-eenheid aan die gekoppeld is aan een fte Wsw, waarop mede de hoogte van het Wsw-deel in de rijksvergoeding wordt gebaseerd.
De rijksvergoeding per arbeidsjaar is voor het jaar 2021 gestegen van € 25.467 naar € 27.711, ten opzichte van de septembercirculaire 2019. Dit betreft de compensatie voor loon- en prijsontwikkelingen (LPO). Daarnaast zijn de verwachtingen over het aantal arbeidsjaren in de gemeente Dinkelland bijgesteld (meicirculaire 2020 gem. aantal AJ 5 per jaar lager dan septembercirculaire 2019). Ook wijken de verwachtingen van het Rijk af van de lokale situatie in de gemeente Dinkelland, met name meerjarig.
Onderstaand de verwachting van het Rijk versus de lokale situatie:
|
2021
|
2022
|
2023
|
2024
|
2025
|
Rijk – aantal AJ*
|
75,2
|
69,8
|
63,9
|
58,9
|
52,9
|
SPD – aantal AJ **
|
75,6
|
71,5
|
66,3
|
62,3
|
58,4
|
Verschil
|
-0,4
|
-1,7
|
-2,4
|
-3,4
|
-5,5
|
*Bron: Meicirculaire 2020 meerjarig
**Bron: Verwachting SPD 2020 meerjarig
De huidige bedragen die in de meerjarenraming van de gemeente Dinkelland zijn opgenomen bestaan uit het aantal AJ o.b.v. de verwachting van de SPD vermenigvuldigd met het bedrag per arbeidsjaar uit de septembercirculaire 2019. In deze begroting 2021 wordt de raming geactualiseerd op basis van de hernieuwde verwachting van de SPD over het aantal arbeidsjaren en de bedragen per arbeidsjaar uit de meicirculaire 2020. Na inzet van de openstaande stelpost Wsw is de mutatie als volgt:
(bedragen x €1.000)
|
2021
|
2022
|
2023
|
2024
|
Mutatie
|
-32
|
-49
|
-31
|
-29
|
Exploitatiebijdrage SPD
Op basis van de conceptbegroting 2020 is meerjarig een exploitatiebijdrage van € 410.000 meegenomen in de raming van de gemeente Dinkelland. In de conceptbegroting 2021 van de SPD is een bijdrage in het exploitatietekort van € 234.000 opgenomen. Dit zorgt voor een structureel voordeel van € 176.000 voor de gemeente Dinkelland.
Abonnementen (€ 6.000 nadeel)
Dit betreft de indexatie van prijsgevoelige budgetten, met name abonnementen van o.a. Schulinck, Divosa, enz.
Indexatie vrouwenopvang en maatschappelijke opvang (neutraal)
Vrouwenopvang
De middelen voor vrouwenopvang worden door het Rijk via de decentralisatie-uitkering (DU) binnen het gemeentefonds uitgekeerd aan de centrumgemeente (gem. Enschede). De DU wordt door het Rijk niet geïndexeerd, de individuele gemeenten ontvangen compensatie voor loon- en prijsontwikkelingen via het accres. De afgelopen jaren is de indexatie op de subsidies van de instellingen van de vrouwenopvang door de gemeente Enschede bekostigd uit eigen middelen. Met ingang van 2021 wordt een jaarlijkse indexatiebijdrage gevraagd van de individuele gemeenten. Deze bedraagt voor de gemeente Dinkelland € 6.000 in 2021. Bij de verwerking van de meicirculaire is dit bedrag structureel vanuit het accres op een stelpost gezet. Deze stelpost wordt nu ingezet ter dekking van de kosten.
Maatschappelijke opvang
Voor de middelen maatschappelijke opvang geldt dezelfde systematiek als bij vrouwenopvang het geval is. Ook hiervoor wordt met ingang van 2021 een jaarlijkse indexatiebijdrage gevraagd van de individuele gemeenten. Deze bedraagt voor de gemeente Dinkelland € 25.000 in 2021. Bij de verwerking van de meicirculaire is dit bedrag vanuit het accres op een stelpost gezet. Deze stelpost wordt nu ingezet ter dekking van de kosten.
Hulpmiddelen (€ 63.000 nadeel)
Het nadeel op hulpmiddelen is grotendeels een doorwerking uit het jaar 2020 en heeft meerdere oorzaken:
- Rolstoelvoorzieningen (€ 9.000 nadeel): er worden minder handbewogen rolstoelen en meer elektrische rolstoelen/rolstoelen met duwondersteuning verstrekt.
- Vervoersvoorzieningen (€ 10.000 nadeel): er worden minder voorzieningen zonder trapondersteuning verstrekt en meer voorzieningen met trapondersteuning.
- Woonvoorzieningen (€ 15.000 voordeel): de kosten van de verstrekkingen in eigendom zijn lager dan geraamd.
- Trapliften (€ 53.000): er is een jaarlijkse stijging waarneembaar van het aantal verstrekte trapliften als gevolg van langer thuis blijven wonen.
- Indexatie van de tarieven zorgt voor een nadeel van € 8.000.
Huishoudelijke ondersteuning (€ 42.000 nadeel)
Op basis van de cijfers uit 2020 zijn er minder cliënten die een indicatie regie nodig hebben dan waar op begrotingsbasis 2020 meerjarig rekening mee is gehouden. Dit zorgt voor een voordeel van ca. € 55.000. Daarnaast is een indexatie van de tarieven van toepassing, de hoogte van de indexatie is op dit moment nog niet bekend. Vooralsnog gaan we uit van een indexatie van 5%, dit zorgt voor een nadeel van € 97.000. Per saldo dus een nadeel van € 42.000 op huishoudelijke ondersteuning.
Vervoer dagbesteding (€ 55.000 voordeel)
In de eerste maanden van 2020 is gebleken dat de vervoerskosten per maand lager liggen dan de begroting. Dit komt overeen met de uitstroom die is waargenomen in het aantal cliënten Wmo ondersteuningsbehoefte groep. Dit zorgt voor een voordeel van ca. € 55.000.
Abonnementstarief Wmo (neutraal)
In 2020 heeft de vertraging van het nieuwe systeem voor gegevensuitwisseling tussen gemeenten en het CAK ervoor gezorgd dat er tot en met juni 2020 in ieder geval nog geen eigen bijdrage is geïnd voor inwoners uit de gemeente Dinkelland. Daarnaast heeft de minister van VWS besloten om voor de maanden april en mei 2020 geen eigen bijdrage te innen in verband met de gevolgen van corona op de ondersteuning. Als gevolg van deze twee ontwikkelingen is het op dit moment niet mogelijk een reële prognose te maken van de te verwachten inkomsten voor 2021. De bestaande raming wordt daarom gehandhaafd.
Wmo ondersteuning individueel (€ 46.000 nadeel)
In 2020 (Q1 en Q2) ligt het aantal indicaties hoger dan in 2019, deze doorwerking in 2021 en verder betekent een nadeel van € 46.000 structureel.
Wmo ondersteuning groep (€ 144.000 voordeel)
In 2020 (Q1 en Q2) ligt het aantal indicaties lager dan in 2019, deze doorwerking in 2021 en verder betekent een voordeel van € 144.000 structureel.
Jeugdzorg (€ 416.000 nadeel)
Het nadeel op jeugdzorg is een structurele doorwerking uit het tweede programmajournaal 2020 op basis van de cijfers t/m mei 2020.
Veilig Thuis Twente
De formatie Veilig Thuis Twente (VTT) wordt per 1 januari 2021 structureel uitgebreid met 6 fte. Deze uitbreiding is noodzakelijk om een duurzame oplossing om de maatwerktaken van VTT binnen de wettelijke termijnen uit te voeren, waarbij aandacht is voor herstel van schade en borging naar een duurzame veiligheid. Dit draagt bij aan het stoppen en voorkomen van huiselijk geweld en kindermishandeling. De extra bijdrage voor de gemeente Dinkelland bedraagt € 25.000. In de septembercirculaire 2020 zijn de centrumgemeenten gemeenten geïnformeerd over extra middelen voor de inzet van Veilig Thuis. Daarbij is door de centrumgemeente Enschede aangegeven dat de middelen toereikend zijn en dat er geen extra bijdrage van de gemeente Dinkelland benodigd is. Dit onder voorbehoud van het besluit van de Bestuurscommissie OZJT over de inzet van de middelen.
(Financiële) Stand van zaken uitvoeringsplan sociaal domein
Het verloop van de beoogde besparing (begroting 2019) en de behaalde besparing (2019 en 2020) is als volgt:
(bedragen x €1.000)
|
2019
|
2020
|
2021
|
2022
|
Beoogde besparing begroting 2019
|
126
|
412
|
557
|
582
|
Behaalde besparing 2019 (PJ1)
|
-126
|
-126
|
-126
|
-126
|
Resterende beoogde besparing 2020
|
0
|
286
|
431
|
456
|
Behaalde besparing 2020 (PJ1)
|
0
|
-175
|
-100
|
-100
|
Resterende beoogde besparing 2020
|
0
|
111
|
331
|
356
|
Sociaal Domein – Corona ten laste van stelpost
Uit de financiële mutaties binnen het sociaal domein en de toelichting daarop blijkt dat een deel van de meerkosten binnen het sociaal domein een gevolg is van de Corona pandemie. Het betreft hier de volgende twee kostenposten:
- Inspecties kinderopvangcentra
- Bijstand
Met mogelijke meerkosten als gevolg van Corona hebben we zowel in incidentele als in structurele zin rekening gehouden. Nu we daadwerkelijk worden geconfronteerd met dergelijke meerkosten doen we een beroep op deze gereserveerde ruimte. Hierna resteert nog de volgende gereserveerde ruimte:
|
2021
|
2022
|
2023
|
2024
|
Basisraming CPB juni 2020 / gereserveerde ruimte
|
332
|
200
|
200
|
200
|
Kosten kinderopvang inspectie
|
-10
|
-
|
-
|
-
|
Kosten bijstand
|
-87
|
-42
|
-42
|
-42
|
Resteert
|
235
|
158
|
158
|
158
|
Overige kleine(re) verschillen
Het betreft hier meerder kleine(re)verschillen.
Voorgesteld wordt in te stemmen met de aangegeven mutaties op basis van bestaand beleid en deze te verwerken in het herziene meerjarige saldo.
|